Het klinkt zo mooi: hoge winsten draaien en amper belasting betalen. De BV zou voor dat laatste dé oplossing zijn. Ook in de melkveehouderij wordt steeds vaker het woord BV genoemd. Het zou een véél modernere bedrijfsvorm zijn dan een maatschap of vof. Ik help u uit de droom: voor 95 procent van melkveehouders is het totaal niet interessant.

De hoofdreden daarvoor is overduidelijk: uw winst is te laag. Te laag in ieder geval om voordeel uit een BV-constructie te halen. De winst moet per ondernemer namelijk zeker op € 120.000 liggen. Dat halen de meeste melkveehouders bij lange na niet. In elk geval niet jaar op jaar.

Die hoge winst is nodig omdat je fiscale voordelen als de zelfstandigenaftrek opgeeft. Ook zijn de afschrijvingsmogelijkheden op gebouwen vaak fors lager bij een BV. Maar het belangrijkste nadeel is relatief nieuw: wie volledig overgaat op een BV, verkoopt zijn fosfaatrechten aan de BV en verliest door afroming 20 procent van die fosfaatrechten. 

Om afroming van fosfaatrechten te voorkomen en verschillende fiscale voordelen te behouden, wordt bij oprichting van een BV in de agrarische sector wel een VOF aangegaan met de eigen BV. Formeel zijn het twee entiteiten, maar jij als ondernemer bent ‘toevallig’ eigenaar van beide ondernemingen. Vervolgens breng je bedrijfsonderdelen met hoge winsten onder in de BV en onderdelen met lagere winsten in de VOF. In de BV betaal je ‘slechts’ 19 procent belasting over de eerste € 200.000 winst. Dit wordt de komende jaren verlaagd naar 16,5 procent in 2020 en 15 procent in 2021. Boven de € 200.000 winst betaal je in 2019 en 2020 25% en vanaf 2021 21,7% belasting.
Logischerwijs gaan ook de jaarlijkse accountantskosten sterk omhoog in een constructie waarbij je twee bedrijven runt. Nog een reden waarom de winst per ondernemer minimaal op die € 120.000 moet liggen.

Het lage belastingtarief van een BV klinkt natuurlijk erg verleidelijk, maar naast de reeds genoemde nadelen zit er nog een addertje onder het gras. Een BV betekent namelijk vooral: uitstel van belasting betalen. Als je staakt of verkoopt moet je nogmaals 25 procent afdragen over de eerdere winsten. Zitten er dan geen voordelen aan een BV? Vanzelfsprekend wel. Doordat je directe belastingdruk elk jaar lager is zolang je boert, heb je meer ruimte voor investeringen. Daarnaast kan het bij een bedrijfsovername makkelijker zijn om vanuit een BV gefaseerd vermogen door te schuiven. Een derde voordeel is de extra flexibiliteit. Als je bij meerdere bedrijfsonderdelen elke deel onderbrengt in een aparte BV kun je op dat onderdeel meer risico nemen, zonder dat het invloed heeft op de andere bedrijfsonderdelen. 

Begrijp mij goed. Er is principieel niets op tegen om te switchen naar een BV. Het wordt alleen te vaak verheerlijkt. Wil je het toch? Laat je dan echt gedegen informeren. Elke BV-constructie vraagt specifiek maatwerk. En teken pas voor een nieuwe structuur als jezelf ook echt nog overzicht hebt hoe het werkt. Anders draag je van de winst wellicht minder af aan de belasting, maar meer aan de accountant. Geloof het of niet uit mijn mond: maar dat kan natuurlijk nooit de bedoeling zijn.

Vorig artikelOnderhoud silo’s verdient aandacht
Volgend artikel‘Onderverpachten? Vraag altijd schriftelijk toestemming’