Hoe kan ik mijn mest beter benutten en de bodem opwaarderen? Het zijn vragen die steeds meer melkveehouders bezighouden. Thomas Dijkstra paste zijn nieuwe stal in Rasquert al aan op wensen van maatschappij en akkerbouwers. De beperking in de uitrijdperiode voor vaste mest op grasland loopt hem alleen nog voor de voeten.
Thomas Dijkstra runt in Rasquert een melkveebedrijf met 400 koeien op 180 hectare grond. Na een lange zoektocht en vergunningstraject nam hij in 2017 zijn nieuwe stal in gebruik. Een stal waar alle boxen dagelijks driemaal automatisch met stro worden ingestrooid. ‘Wij koersten op een stal in combinatie met een vergister. Maar het
voortraject duurde lang en gaf mij veel tijd om akkerbouwers te vragen wat
voor soort mest hun voorkeur geniet. Stromest; dat kreeg ik continu te horen. Vandaar dat we daar op hebben ingezet. We wilden geen stal bouwen met mest die we nu of in de toekomst niet goed kwijt kunnen. Zowel bij anderen als op eigen grond.’
Dijkstra’s broer boert als melkveehouder en akkerbouwer in Oost-Duitsland en zorgt voor
leveringszekerheid voor een belangrijk deel van de stro. Het verbruik ligt namelijk best hoog met 3 tot 4 kilo per koe per dag. ‘We rekenden eerst met 1,5 tot 2 kilo per koe per dag. Het bleek dat de boxen dan niet goed gevuld bleven’, vertelt Dijkstra.
Om de stromest goed te verwerken, kent de stal dichte rubberen vloeren. Met een schuif wordt de vaste mest vele malen per dag naar buiten geschoven. Daar houdt de schuif eerst even in om de dunne fractie de tijd te geven in een aparte put weg lekken. Via de put loopt de dunne fractie naar de mestopslag. De vaste mest wordt door een grup verder gepompt naar een overdekte opslag. De extra opslag, afschot voor de dunne fractie en aangepast betonwerk, maakten de stalkosten ruim 10% hoger dan wanneer Dijkstra traditioneel had gebouwd.
Bottleneck
In totaal resulteerde zijn werkwijze vorig jaar in zo’n 2.400 ton vaste mest. 600 ton daarvan werd afgezet naar akkerbouwers. Onder andere naar de nabijgelegen grond van Ewald Seepma, waarmee de melkveehouder onlangs een samenwerkingsovereenkomst
aanging. Dijkstra en zijn medewerkers reden de vaste mest zelf weg. Zo creëerde hij een bijna kostenneutrale mestafzet. Het grootste deel van de vaste mest kwam op eigen grond. Op maisland wel tot 50 ton per hectare en op grasland maximaal 10 ton per hectare.
‘Bij het uitrijden zit de grootste bottleneck’, vertelt de melkveehouder. ‘Ik wil heel graag grasland in oktober met vaste mest, na de laatste grassnede, bemesten. Dan is de grond
nog warm en heeft de bodem veel tijd om de vaste mest om te zetten voor het volgende voorjaar. De huidige regelgeving verbiedt ons echter vóór 1 december uit te rijden op grasland. Maar na die datum is de bodem koud en zit het weer, ook qua draagkracht,
natuurlijk niet altijd mee. Na half februari wil ik sowieso niet meer vaste mest op grasland uitrijden. Dat hebben we één keer wel gedaan. Toen namen we best nog de nodige resten mee bij het inkuilen van de eerste snede. Dit kostte later echt geld door een mindere
opname van de kuil en problemen met de gezondheid van het vee. De uitrijdperiode moet aangepast worden aan de behoefte van de bodem en niet aan de data op de kalender.’
‘BIJ DE
UITRIJDPERIODE
ZIT DE GROOTSTE
BOTTLENECK’
Stapelbare mest
Als één van de pioniers met een ligboxstalsysteem en vaste stromest, loopt Dijkstra nog tegen een andere grote uitdaging aan: de stapelbaarheid van het product valt tegen. Daarbij is de opslag wel overdekt, maar heeft de ondernemer nu niet de gelegenheid om de vaste mest te keren. De inschatting is wel dat het omzetten van de mest helpt om de vaste mest sneller te laten verteren op het land. ‘Voor een betere stapelbaarheid zouden we bijvoorbeeld nog meer stro moeten gebruiken. Dat is lastig te
krijgen en duur. Het echt via boer-boertransport vaste mest omruilen voor stro met akkerbouwers in de buurt, komt nog maar mondjesmaat op gang. Ook omdat de meeste akkerbouwers bij voorkeur alle stro onderploegen voor organische stof in de bodem. Het toevoegen van andere materialen, zoals riet of bermmaaisel, bekijk ik wel, maar ik ben huiverig om daarmee niet ongewenste bijeffecten te creëren. Dan doel ik op de insleep van onkruid’, zegt Dijkstra.
Stromest bewerken met warme compostering
In Nederland zijn meer melkveehouders die bewust inzetten op strostalmest. Vooral om eigen bodems beter te kunnen voeden. Wytse Bouma uit Sint Annaparochie is één van hen. Hij melkt dertig koeien op biologische wijze die gemiddeld ruim 12.000 kilo melk produceren. Bouma werkt volledig met vaste strostalmest die hij aanvult met materiaal uit natuurgebieden en bermmaaisel. Hij schept dit dagelijks om en composteert het geheel volgen de Berkeleymethode. Een methode die warme compostering wordt genoemd en er
voor zorgt dat de vaste mest veel sneller wordt opgenomen door de bodem. Hiervoor werkt de melkveehouder ook met een composteermachine die met materiaal mengt en belucht.
Kenniscoöperatie Niscoo organiseert komende zomer zomerexcursies naar het bedrijf van Wytse Bouma. Leden van Niscoo ontvangen hierover binnenkort meer informatie via een nieuwsbrief.
Ook oriënteert hij zich op methodes om de vaste mest toch met regelmaat te kunnen omzetten. ‘Veel is mogelijk, maar vraagt weer serieuze extra investeringen. Daar zit ik nu even niet op te wachten.’
Organische stofgehalte
Werken met vaste stromest heeft ook ten doel de bodem beter te bemesten. ‘Ik vind het lastig te zeggen wat de concrete voordelen zijn. Wij halen van onze kwalitatief hoogwaardige kleigrond tot 15 ton drogestof aan grasopbrengst per hectare. Maar dat
was ook al zo voor dat we stromest gebruikten. Het organische stof gehalte op de maispercelen is na drie jaar op peil gebleven, dat vind ik al wel een positief teken. Ik verwacht dat door een beter bodemleven de kwaliteit van het gras toeneemt. Maar eigenlijk moet je nog minimaal vijf jaar draaien om de effecten goed en eerlijk te kunnen zien en aantonen.’
Vind een toelichting op video via niscoo.nl