Minder kalversterfte, beter ontwikkelde vaarzen en 2.000 liter melk meer in de eerste lactatie. De resultaten van een betere kalveropfok op het bedrijf van de familie Sikkema uit Broeksterwoude spreken tot de verbeelding. ‘Het zit in veel kleine dingen gewoon goed doen’, verklaart Marten Sikkema. ‘Maar het zit vooral in vitamine A, aandacht dus.’
Het moment dat Marten Sikkema het besef kreeg dat de kalveropfok zou moeten verbeteren, weet hij nog heel goed. ‘We waren op de Dag van het Kalf, die Denkavit en Mulder Agro een aantal jaren geleden organiseerden. Daar kregen we tips en trucs hoe het beter kon’, herinnert hij zich. ‘We leerden hoe we met epigenetica de kalveren tussen 0 en 6 maanden een betere start konden geven en daarmee de vaarzen een hogere melkproductie in hun eerste lactatie. Praktisch omschreven betekent dit dat een gezond en weerbaar kalf dat hard groeit, ook meer melk geeft in de eerste lactatie. Een betere kalveropfok is dus een investering die in meer melk terugkomt.’
Eigenlijk kwam er veel kennis voorbij die Sikkema stiekem al wel wist. ‘Maar wanneer je drie uur in de melkput hebt gestaan en je moet dan nog de kalveren voeren, gaat de scherpte er wel wat af’, geeft hij eerlijk toe. Toen zijn zoon erbij kwam in de maatschap, kwam er arbeidstechnisch ook meer lucht, zo geeft de melkveehouder de trigger aan waardoor ze ook daadwerkelijk aan de slag gingen met verbeterpunten.
Goede start met biest
Een goede start van het kalf begint met biest, trapt Sikkema af. ‘We zijn begonnen de kwaliteit van de biest te meten met een Brixmeter. Was de kwaliteit van de biest wel zo goed als we dachten?’ Voor het vers houden van de biest schaften ze een koelkast aan zodat de kalveren een kleine week melk van de moeder krijgen. ‘En bij veel biest vriezen we tegenwoordig ook nog wat in, dan weten we zeker dat elk kalf een goede start krijgt, ook wanneer de koe niet genoeg of geen goede biest heeft.’
Juist die biest zorgt ervoor dat de kalveren de erg belangrijke goede start maken, geeft Ydo Homma, jongveespecialist bij Denkavit aan. ‘Biest is weerstand en een voorwaarde voor een gezonde opfok.’ Marten knikt. ‘Eigenlijk gingen we teveel voor gemak’, blikt hij terug. ‘Met ‘vitamine aandacht’ ging de opfok met rasse schreden vooruit.’
‘Voldoende water stimuleert de voeropname’
Nog een paar tips: om de melk op te warmen gebruiken ze een verwarmingselement die automatisch de melk op de juiste temperatuur verwarmt. ‘Niet te koud, niet te warm, maar met 42 graden altijd precies goed.’ Die juiste temperatuur is ook van belang bij het aanmaken van de kalvermelk. ‘We hebben voor het klaarmaken van de kunstmelk een strak protocol zodat het voor de kalveren hetzelfde blijft, ook al voert er iemand anders.’
De kalveren krijgen de kunstmelk Denkavit Excellent, welke sinds kort is aangevuld met Examo. ‘Dit zorgt voor extra groei en veerkracht en zorgt daarmee voor een nog betere start richting productieve melkkoe’, vult Ydo Homma aan. ‘Elk kalf krijgt zo’n 175 gram per dag, we voeren dikke melk. Hard voeren is hard groeien’, zegt Sikkema. En op twee weken krijgen de kalveren naast melk ook de beschikking over brok, met maisvlokken aangevuld met koolzaadstro. ‘Koolzaadstro heeft wat meer prik. We beginnen zo snel mogelijk pensontwikkeling eraan te voeren’, geeft de melkveehouder aan, terwijl hij nog een heel belangrijk ingrediënt noemt in die menu. ‘De dieren hebben altijd de beschikking over schoon en vers water. Dat stimuleert de voeropname.’
Zonder antibiotica
Kalverdiarree, longproblemen en bijvoorbeeld ook pensdrinkers hebben ze op het bedrijf van de familie Sikkema nagenoeg niet meer. ‘Wanneer er een weeromslag is, weet je dat het voor de kalveren even spannend kan worden. Regen en vocht leveren in de opfok problemen op’, weet Marten. ‘Maar daar komen onze kalveren nu moeiteloos doorheen. Op eigen kracht omdat ze weerstand hebben. Het antibioticagebruik is de laatste jaren dan ook flink verminderd.’ Het is even stil. ‘Eigenlijk gebruiken we helemaal geen antibiotica meer bij de kalveren.’
Ook op het vlak van ziektepreventie kan de melkveehouder nog wel belangrijke succesfactoren noemen: ‘We wisselen de spenen na elke groep en zorg voor genoeg eenlingboxen. Een periode van leegstand is de beste ontsmetting.’ En dan een open deur. ‘Een schoon en droog ligbed en voldoende ruimte’, noemt Marten. ‘Eerder liepen we er te gemakkelijk bij weg, morgen denk je dan. Maar ze moeten goed liggen, elk moment van de dag.’
Plus 2.000 liter melk
Het resultaat van een betere opfok in de eerste zes maanden van het kalverleven kan de melkveehouder vlot benoemen. De kalversterfte daalde van ruim 10% naar 8%. ‘Eigenlijk vinden we dat nog te hoog’, geeft Marten aan. ‘Maar na twee weken leeftijd ontkomt er ons eigenlijk geen kalf meer.’ De verhoging van de startproductie van de vaarzen spreekt overigens nog meer tot de verbeelding. ‘Dat steeg van 6.200 naar 8.500 liter in de eerste lactatie.’
Vaarzen met een betere ontwikkeling, sterker en met een betere conditie. ‘Eerder insemineerden we de vaarzen op 17 maanden leeftijd, nu kunnen we ze eigenlijk al wel op 13 maanden insemineren, zoveel meer ontwikkeling hebben ze.’ Toch geeft hij aan dat hier ook nog wel een verbeterpunt ligt. ‘De vaarzen kalven de eerste keer af op 26 tot 27 maanden leeftijd, dat kan wel verder terug naar twee jaar.’
Verder automatiseren
Om de opfok nog verder te verbeteren, hebben de melkveehouders een flinke verbouwing in de planning. De jongste kalveren blijven twee weken in de eenlingboxen waarna ze naar de groepshuisvesting gaan. Binnen het A-ware/AH-concept, waar de maatschap in meedraait, moeten ze de kalveren een half jaar op stro huisvesten. ‘We verbouwen een stal om zo grote hokken te maken die we machinaal kunnen uitmesten. We gaan veel advies inwinnen, en sparren veel met Ydo Homma over hoe we dat het best kunnen inrichten, ook omdat we met een kalverdrinkautomaat willen gaan werken. We optimaliseren op ons bedrijf door te automatiseren’, aldus Marten die voor de 85 melkkoeien ook al robots heeft. ‘Met die drinkautomaat kunnen we nog beter de opstart en het afbouwen van de melkperiode regelen. Daarmee gaat de overstap naar een vast rantsoen meer geleidelijk. Ik denk dat we dan nog wel wat puntjes op de i kunnen zetten in de kalveropfok.’