Twaalf jaar geleden kreeg Pyter Terpstra (50) de kans om melkveehouder te worden. Een vergelijkbare kans biedt hij nu aan Jan Gerbrandy (22). Ze melken nog op twee locaties, maar vormen één bedrijf. ‘Met meer omvang sta je sterker, stilstand vinden we beide weinig aan en samen is gewoon veel leuker’, stellen de nieuwe maten.
Jan Gerbrandy groeide op op het ouderlijke melkveebedrijf in Nijland en had al jaren de droom ook melkveehouder te worden. Zijn vader zag doorgaan in de huidige tijd echter niet meer zitten en wilde stoppen. Deze overwegingen speelden voor de jonge boer in spé in de periode dat hij stageliep bij Pyter Terpstra en zijn vrouw Tineke. Zij wisten maar al te goed hoe Jan zich voelde. Zelf is Pyter niet van boerenkomaf, maar wilde ook hij altijd graag zelf melkveehouder worden. Die kans kreeg hij van het echtpaar Ale Dikkerboom & Jos Lemstra waarmee hij in 2012 in maatschap trad. In 2021 nam Pyter het volledig over. Toen Jan al een tijdje, na zijn stageperiode, bleef komen als parttime-medewerker, gooide Pyter de vraag op voor Jan: ‘Wil je niet met ons één maatschap vormen?’
Jan hoefde amper na te denken over die vraag. Het bood hem de kans waar hij op hoopte. Ze bespraken de plannen met Jan zijn ouders en kwamen tot een constructie. Die houdt sinds bijna drie jaar in dat de ouders van Jan om fiscale redenen, tot aan 2027, samen met hem in de maatschap zitten en zij drieën met Pyter één bedrijf vormen.
Arbeidsefficiëntie onder druk
Dat alles dus nog wel op twee locaties. In Nijland haalt Jan elke dag tweemaal een kleine honderd koeien door de melkput, in Scharnegoutum wordt op de locatie van Pyter en Tineke daags een koppel van zo’n 130 koeien gemolken. ‘Qua arbeidsefficiëntie hebben wij nu natuurlijk niet de mooiste opzet’, zegt Pyter eerlijk. ‘We laten voer mengen voor de melkkoeien op onze locatie, waarna Jan dagelijks een portie oplaadt en dat bij hem voert. Dat heen en weer rijden neemt natuurlijk extra tijd. Net zoals bijvoorbeeld het landwerk en inkuilen vanaf verschillende locaties.’
Voordelen zijn er echter volgens hem ook zonder twijfel: ‘Je creëert in één klap veel meer omzet en dat helpt in gesprekken met de bank. Er is niets mis met 60 koeien melken, maar de realiteit leert dat dit soort bedrijven voor de aankoop van 5 hectare al vaak een moeilijk gesprek hebben met de financier. Naar de toekomst toe heb je dus omvang nodig. Daar ben ik wel van overtuigd. Bovendien weten en kunnen twee meer dan één. En natuurlijk speelt mijn eigen achtergrond mee. Mede daarom wilden wij Jan de kans geven die wijzelf ook hebben gehad.’ Tineke vult aan dat de mannen elkaar ook echt versterken: ‘Jan en Pyter bespreken veel en inspireren elkaar duidelijk. Het leuke daarbij is, dat Jan een generatie jonger is en daardoor met andere ideeën en input komt. Het houdt ons scherp en jong.’
‘Naar de toekomst toe heb je omvang nodig’
Jan Gerbrandy hoort de toelichting van zijn nieuwe maten aan met een stille lach op zijn gezicht. Zij maken zijn droom mogelijk, laat hij weten: ‘Ik vind het boeren echt mooi en ben blij dat ik deze kans krijg. Alleen op het bedrijf is namelijk ook maar alleen. Nu kunnen we elke dag wel even ouwehoeren, maar vooral ook sparren en ideeën uitwisselen. Natuurlijk ben je het dan niet altijd eens, maar dat is ook prima. Als dat wel zo was kwam je denk ik ook nooit een stap verder.’
Inzet op meer melk per koe
Waar ze het onder andere sowieso over eens zijn, is dat een hoge melkproductie loont. Afgelopen jaar lag de fabrieksleverantie gemiddeld over de beide bedrijven op 10.680 kilo melk met 4,77% vet en 3,63% eiwit. Uit de 5-wekelijkse melkcontrole via Melkcontrole Nijland leiden ze onder andere af dat de productie inmiddels verder stijgt (zie kader). ‘We begonnen met ruim 60 koeien op mijn locatie en dat zijn er nu, inclusief droge koeien, ruim 100. Daarvan is een relatief groot aandeel vaars of tweedekalfskoe omdat we wat extra dieren hebben bijgekocht voor een vlotte uitbreiding’, licht Jan toe.
‘Een jonge veestapel zit meestal nog niet op de top. En we komen bij gemiddeld 8.600 kilo vandaan wat die veestapel de jaren daarvoor gemiddeld produceerde.’ Pyter vult hem aan dat ook hij meent dat er nog wel wat rek in zit. ‘We kunnen wellicht nog iets vlotter selecteren en op termijn is driemaal daags melken eventueel een optie. Maar dat doen we niet eerder dan wanneer we alle melkkoeien op één locatie hebben.’
Dat laatste is duidelijk een wens, maar vooreerst nog toekomstmuziek. De nu al prima melkproductie halen ze door een rantsoen te laten mengen van graskuil, mais, perspulp, sodagrain, tarwegries, soja, raap, pensbestendige vetten, gisten en mineralen. Weiden doen de koeien nooit. Pyter licht toe: ‘Op de locatie van Jan in Nijland is de huiskavel daarvoor veel te klein en onze koeien, en vooral ikzelf, zijn het hier niet gewend. Wanneer de weidepremie zo hoog wordt dat we wel moeten, gaan we overstag. Maar tot op heden hebben we het zo makkelijker en ik geloof ook dat we nu nog meer geld overhouden door de dieren op te stallen.’
‘Stilzitten gaan wij niet doen, dat past niet bij ons’
Hoge voeropname
Een rantsoen samenstellen is sowieso een onderdeel waar Pyter Terpstra zich graag op richt. Jarenlang was hij als voervertegenwoordiger actief. Vanuit die functie vulde hij ook reeds menig mestboekhouding in voor collega’s. Iets wat hij nog steeds doet, maar nu vanuit een eigen consultancytak. Het bracht hem door de jaren heen de nodige inzichten die hij dankbaar gebruikt in de eigen bedrijfsvoering. ‘Een hoge melkproductie loonde eigenlijk altijd al wel, maar in de huidige tijd met hogere melkprijzen en vooral hogere mestafzetkosten helemaal. Wij trachten dat te bereiken door relatief jong te maaien en het graslandbestand tijdig te vernieuwen. Zo heb je meer kans op hoge VEM’s in de graskuilen. Dat helpt om goed te melken en de opname te verhogen. Ook zijn we drie jaar geleden gestart met alles hakselen. Het mengresultaat wordt daar beter van en dus ook de opname. Een goede opname is essentieel om te kunnen sturen op een goede én efficiënte melkproductie.’
‘Samenwerken biedt vaak kansen’
Pyter Terpstra en Jan Gerbrandy verrichten eens in de vijf weken zelf een melkcontrole. Zij zijn doe-het-zelver en sturen de monsters op naar Melkcontrole Nijland. Een werkwijze die de laatste jaren sterke opgang maakt, weet ook de nieuwe voorzitter van deze vereniging: Sybren Nauta. Hij nam onlangs de voorzittershamer over van Romke Kinderman binnen het bestuur van Melkcontrole Nijland. Nauta noemt de stappen van Pyter Terpstra en Jan Gerbrandy bewonderenswaardig: ‘Pyter biedt Jan de kans door een volledige samenwerking aan te gaan. In zeker zin werkt dat voor mijzelf ook inspirerend.’ Nauta doelt op de kans die hij krijgt om de voorzittershamer over te mogen nemen en dat de melkcontrole-vereniging ook bewust en actief samenwerkingen zoekt en aangaat. ‘Daar focussen we de steeds meer op. We weten ons ledenbestand met 415 melkveehouders stabiel te houden, maar zijn natuurlijk een relatief kleine organisatie. Ook voor ons geldt dat we slagkracht nodig hebben richting de toekomst.’ De uitdagingen zitten volgens Nauta vooral in het up to date blijven en de melkveehouders te kunnen bieden wat de moderne bedrijfsvoering vraagt. ‘Met onze vernieuwde softwarepakketten en automatiseringsslagen zijn we volgens mij goed bezig, maar dat moet ook. We zijn al snel, flexibel, persoonlijk en meestal goedkoper, maar melkveehouders realiseren zich ook steeds meer en beter dat de efficiëntie omhoog moet. Daarvoor moet je bijvoorbeeld het rantsoen kunnen finetunen en met de veearts kunnen inzetten op preventie. Zaken waarvoor melkcontrole essentieel is.’
Met efficiëntie doelt Pyter onder andere op een lage CO₂-impact en een laag ureum. ‘Voor een lage CO₂ per kilo melk betaalt FrieslandCampina inmiddels een serieuze premie en een lager ureum helpt om de mestafzet te drukken.’ De afbouw van de derogatie speelt immers ook voor de maatschap Terpstra-Gerbrandy een belangrijke rol. Want op de 122 hectare grond die ze in totaal in gebruik hebben, kunnen ze nu al lang niet alle mest plaatsen binnen de toegestane normen.
‘Mestafzet kost bakken geld, maar gelukkig kunnen we het betalen én belangrijker: we hebben het netwerk om de mest te kunnen plaatsen.’ stelt Pyter. Hij voorziet dat laatste als grootste uitdaging de komende jaren. ‘€ 30 per kuub betalen voor mest dat je prima kunt gebruiken op eigen grond is natuurlijk waanzin, maar de zorg zit er meer in dat er voldoende plek blijft voor de mest en dat we hopelijk geen generieke korting krijgen. Dat zou veel meer pijn doen.’
De inzet is daarom duidelijk op goede BEX-resultaten, een laag ureum en goede gehalten in de mest om zo bij elke kuub ook voldoende kilo’s stikstof en fostfaat mee te laten afvoeren. ‘Dat is nog uitdagend genoeg, maar de huidige realiteit dwingt je om op dit soort zaken scherp te zijn.’
Eén locatie is het doel
Het scherp willen boeren, bindt Pyter en Jan. Net als de ambitie om door te ontwikkelen. Ze winden er geen doekjes om dat hun wens is om binnen nu en enkele jaren in ieder geval de melkkoeien op één locatie te huisvesten. ‘Bouwen is echter erg duur en een vergunning is ook beslist niet zomaar rond’, stelt Pyter. ‘Bovendien kunnen zich ook zomaar kansen voordoen die we nu nog niet zien. Meestal komt het anders dan je vooraf kunt bedenken. Stilzitten gaan we echter niet doen; dat past niet bij ons.’
Jan knikt. Hij heeft dezelfde drive om door te ontwikkelen. ‘Als we nu de melkkoeien bij elkaar zouden doen, zitten we op een kleine 250 stuks. Ik verwacht dat we de komende jaren, zeker als we één locatie vinden of bouwen voor de melkkoeien, wel doorgroeien naar 300 koeien of meer. Niet omdat dat per se beter is, maar wel omdat wij de drive en passie delen om steeds stappen te zetten. En dan kom je in ons geval al snel uit op groei in aantal dieren. Ja, wat moet je anders’, lacht hij. ‘Koeien melken vinden wij mooi en het ligt ons goed. Als de kansen blijven komen, willen wij ze daarom zeker grijpen.’