Akelig leeg was ineens het vakje in de staafdiagram van de LTO Internationale Melkprijsvergelijking over februari 2019 boven Royal A-ware. Veehouders in Nederland blijven dit jaar verstoken van de vergelijking tussen de melkprijzen van de twee toonaangevende zuivelfabrieken van Nederland, Royal FrieslandCampina en Royal A-ware.

In de Nieuwe Oogst van 8 maart stond een klein berichtje, iets weggestopt onderin het redactionele artikel over de LTO Internationale Melkprijsvergelijking van januari. Er stond het volgende: ‘In de LTO Internationale Melkprijsvergelijking, die ZuivelNL in opdracht van LTO samenstelt, is de melkprijs van Royal A-ware niet meer meegenomen. Vanaf dit jaar hanteert de snelgroeiende onderneming, naast de biologische melkstroom, vier van elkaar verschillende melkstromen. Daarmee is de melkstroom, waarmee de vergelijking met andere ondernemingen plaatsvindt, te klein geworden om goed te kunnen vergelijken’, stelt ZuivelNL.

A-ware is het niet eens met de systematiek die LTO hanteert bij de samenstelling van de melkprijsvergelijking.

Als het aan LTO Nederland had gelegen, had Royal A-ware nu nog gewoon in de vergelijking gestaan. De oorzaak van het uittreden van A-ware is een duidelijk verschil van inzicht tussen A-ware en LTO Nederland over hoe je in de melkprijsvergelijking omgaat met melkstromen. Klaas de Jong van A-ware legt verderop in dit verhaal uit op welke manier je volgens hem melkprijzen correct met elkaar kunt vergelijken. Eerst het verhaal van Willem Koops, sinds jaar en dag de samensteller van de LTO Internationale Melkprijsvergelijking. Hij stelt de vergelijking samen op basis van melkgeldbriefjes van boeren van de deelnemende fabrieken. In combinatie met aanvullende informatie van fabriek en andere betrokkenen berekent hij de informatie vervolgens terug naar de gestandaardiseerde vet- en eiwitgehaltes en kwantumtoeslagen.

Melkveehouders in Nederland waren blij met de komst van A-ware in de vergelijking. Een objectief vergelijkingsinstrument tussen twee toonaangevende verwerkers in Nederland zuivelland is de moeite waard. Melkveehouders konden nu met eigen ogen zien dat het opkomende Royal A-ware met haar melkprijs telkens iets dichter naar het niveau van Royal FrieslandCampina toekroop. Dat effect werd nog versterkt nadat aan de melkprijsvergelijking op basis van 500.000 kilogram melk twee vergelijkingen werden toegevoegd: één op basis van een jaarleverantie van één miljoen kilo melk en één op basis van een jaarleverantie van 1,5 miljoen kilo melk. Volgens Koops omdat het representatiever maken van de vergelijking al op de planning stond. Maar niet in de laatste plaats ook door bemoeienis van A-ware zelf. Dit pakte voor hen immers positief uit, vanwege de flinke kwantumtoeslag die gehanteerd wordt voor grote leveranciers.

Gemiddelde van melkstromen

Iedereen blij nu? Toch niet. Het was A-ware dat een nieuwe discussie op gang bracht. Het bedrijf heeft sinds oktober 2018 vijf verschillende melkstromen: gangbare melk, weidemelk, boerderijmelk, de speciale melkstroom voor Albert Heijn en biologische melk. In een toelichting zegt directeur Klaas de Jong het volgende. ‘Elke stroom heeft zijn eigen melkprijs, kenmerken en bijbehorende premies. Daarnaast kennen we toeslagen voor kwaliteit, duurzaamheid en kwantum. Een hoofdmelkstroom kennen we bij A-ware niet. Elke melkprijs is gebaseerd op de markt waar deze melk wordt ingezet.  Op basis hiervan wilde A-ware toe naar een gewogen gemiddelde van vier melkstromen, de biologische niet meegerekend. Deze prijs wilde A-ware dan met accountantsverklaring aanleveren aan Koops.’ Maar LTO Nederland wilde daar niet aan. Zij staan op het standpunt om een vergelijking van de hoofdmelkstroom per fabriek te publiceren, dit om een zo eerlijk mogelijke melkprijsvergelijking tussen de fabrieken te krijgen. Daarnaast is een gewogen gemiddelde melkprijs volgens LTO niet haalbaar en praktisch onuitvoerbaar. ‘Dan moet je het uitbetaalde melkgeld delen door de precieze hoeveelheid melk die de fabrieken krijgen aangeleverd. Nog los van het feit dat veel fabrieken dat niet bekend maken, rolt daar een vrij nietszeggende prijs uit’, is Koops van mening.

Reactie van Royal A-ware

In een reactie op het artikel laat Royal A-ware weten dat LTO het initiatief heeft genomen om A-ware uit de melkprijsvergelijking te halen. ‘A-ware wilde graag door, maar dan op basis van gewogen gemiddelde melkprijs van vier melkstromen. Dat is namelijk de enige manier om de uitbetalingscapaciteit van melkfabrieken onderling op correcte manier te vergelijken’, zegt directeur Klaas de Jong. De prijzen van de Boerderij-vergelijking kloppen volgens De Jong in grote lijnen, al is het verschil in de kale melkprijs kleiner, 2,55 in plaats van 2,8 cent, laat de fabriek weten. ‘Maar ook deze melkprijsvergelijking is appels met peren vergelijken. 

‘Je vergelijkt een hele grote RFC-stroom met een hele kleine A-ware stroom. Daarom kijken wij liever naar het gewogen gemiddelde van onze vier melkstromen. Die vergelijken we vervolgens met de garantieprijs van FrieslandCampina. Op basis daarvan zit FrieslandCampina over de eerste vijf maanden op basis van 1,1 miljoen kilo melk 0,76 cent hoger dan A-ware en op basis van 1,5 miljoen kilo melk 0,46 cent hoger.’

LTO stelde daarom voor om gangbare melk met weidepremie + boerderijmelk als hoofdstroom te nemen. Volgens Koops liggen die twee stromen qua melkprijs zo’n beetje gelijk en heb je dan de hoofdstroom van A-ware te pakken. A-ware bleef op het standpunt graag mee te willen werken maar dan op basis van een publicatie van het gewogen gemiddelde van haar vier melkstromen. LTO blijft op het standpunt dat één vergelijkbare hoofdmelkstroom de basis moet zijn. ‘Ons uitgangspunt is dat we de hoofdstromen met elkaar willen vergelijken. Dat betekent dat je per onderneming bepaalt welke premies wel of niet worden meegenomen. De melkprijzen van FrieslandCampina en A-ware waren beide vanaf het begin inclusief de gemiddelde uitbetaalde premie voor weidemelk.’
De uitkomst van de discussie is dat Royal A-ware sinds februari niet meer meedoet in de LTO Internationale Melkprijsvergelijking. Om toch een tweede Nederlandse zuivelonderneming in de melkprijsvergelijking te krijgen, is LTO nu op zoek naar een melkveehouder van een andere fabriek. Waarschijnlijk wordt op 20 juni aanstaande, als de LTO Melkprijsvergelijking over 2018 wordt gepresenteerd, bekend gemaakt dat de particuliere zuivelverwerker Vreugdenhil Dairy Foods erbij komt. Vreugdenhil heeft zo’n 900 leverende melkveehouders in Nederland. Het bedrijf verwerkt jaarlijks 1,3 miljard kilo melk tot voornamelijk melkpoeder, waarvan driekwart naar buiten de EU gaat.

Veehouders in Nederland blijven dit jaar verstoken van een vergelijking tussen de melkprijzen van de twee toonaangevende zuivelfabrieken van Nederland, Royal FrieslandCampina en Royal A-ware.

Vergelijken steeds lastiger

Het onderliggende probleem van bovenstaande discussie ligt nog iets dieper. De toegenomen diversiteit in melkstromen, met allemaal verschillende toeslagen, maakt het vergelijken van melkprijzen tussen fabrieken steeds lastiger. Want welke stromen en welke toeslagen ga je nu precies met elkaar vergelijken? Weekblad Boerderij, dat op nationaal niveau een eigen melkprijsvergelijking heeft, kiest ervoor om te vermelden wat een leverancier bij een fabriek minimaal en wat hij maximaal kan ontvangen. ‘Zo kan de boer zelf een keus maken bij welke stroom hij graag wil aansluiten’, motiveert de samensteller van deze vergelijking, redacteur rundveehouderij Klaas van der Horst.

Ondertussen beraadt ook LTO zich op meer helderheid in het vergelijken van de diverse stromen en toeslagen, vertelt Koops. ‘Ik denk aan een soort van basisvergelijking en vervolgens in een soort van bijlage op een rij zetten welke toeslagen de fabriek betaalt.’ 

Vorig artikel‘Anti-veehouderijlobby zit overal, krimp veestapel is het doel’
Volgend artikelWeide Weelde baadt zelf nog niet in weelde