Veel melkveehouders staan op een tweesprong. Mee met de grotere, intensieve boeren en hopen dat je van de maatschappij die ruimte blijft krijgen? Of teruggaan naar de op gras gebaseerde oorsprong van de melkveehouderij, met wellicht meer werkplezier? Dat laatste kan zeker, maar dan wordt het wel tijd dat zowel regering als LTO in het Landbouwakkoord nu ook beide eens stevig over de brug komen.
Een appje. ‘Ik moet er aan wennen dat er zo over je geschreven wordt.’ Het is Bote de Boer, melkveehouder in het dorp waar ik woon. Hij heeft drie dagen terug de Gouden Grutto en € 5.000 gewonnen, de prijs van Vogelbescherming Nederland voor de boer die zich inzet voor weidevogels. Journalist Jantien de Boer van de Leeuwarder Courant, die in haar artikelen al jaren strijdt voor een minder intensieve melkveehouderij en het woord landschapspijn introduceerde, pakt het verhaal gretig op. Bote z’n bedrijfsvoering wordt verheerlijkt. FrieslandCampina, Rabobank en alle intensievere veehouders, krijgen ervan langs.
De zuivelcoöperatie omdat die geen premie betaalt voor weidevogelbeheer, maar wel voor een lage CO₂-uitstoot. Die Bote met z’n lange structuurgras, want gemaaid na 15 juni, niet haalt. De Rabobank, omdat die niet Bote maar wel de intensieve boeren met veel koeien en voldoende cashflow blijft financieren. En tot slot alle raaigrascollega’s, die het óók zouden kunnen doen zoals hem. Bote voelt zich er maar ongemakkelijk bij. Hij doet het op zijn manier en het laatste wat hij wil is zich afzetten tegen zijn gewaardeerde collega’s. ‘Iedereen kiest z’n eigen manier van boeren, dit is de mijne.’
Jantien heeft gelijk
Jantien heeft op veel punten natuurlijk hartstikke gelijk met haar stuk. Uiteindelijk willen we toch allemaal graag die rood-geel-groen combidekens van veldbloemen en gras, gelardeerd met het overweldigende geluid van weidevogels? Ik moest meteen denken aan Jelte Bakker in Ginnum, ook zo’n bevlogen weidevogelboer.
Twee jaar geleden bezocht ik hem en het was een feest. In het lange geurende bloemengras, tussen al die krijsende tureluurs, grutto’s en kieviten. De keerzijde is dat hij ten onder dreigt te gaan aan z’n eigen succes. Er komt onvoldoende eiwitrijk voer van z’n land waardoor hij steeds meer voer moet aankopen. Zelfs biologisch worden combineert slecht met weidevogels. ‘Dan moet alle uitgestelde maaidatums eruit, anders win ik te weinig eiwit.’ Beide melkveehouders moeten intensiever gaan boeren om Planet Proof-melk te mogen leveren. Het waterpeil weer naar beneden brengen, afstappen van de plas-dras, het land intensiever gaan bewerken en bemesten en vroeger maaien zou hen financieel gezien vooruit helpen. Op papier worden hun bedrijven dan klimaatefficiënter, want dan stoten ze minder CO₂ uit. Dat is ook precies de reden dat FrieslandCampina z’n melkveehouders op cursus stuurt. Hier leren ze om veel en vooral ook vroeg in het voorjaar te maaien; daarna in de rest van het jaar om de vier weken alles eraf. Geeft superscores op de Kringloopwijzer – lees weinig CO₂-uitstoot – maar funest voor de weidevogels en de biodiversiteit.
Twee melkveehouders die kleine paradijsjes op aarde creëren, begin het Landbouwakkoord nu eens om die eerst goed te belonen
Twee melkveehouders die kleine paradijsjes op aarde creëren. Die hemel en aarde bewegen om te boeren op een manier zoals we het allemaal graag zien. En toch zo worden afgestraft door de markt. Joh, zo’n Landbouwakkoord, zou je als Nederlandse overheid niet gewoon eens beginnen met de paragraaf dat je dit soort boeren goed beloont? Niet voor tien jaar of twintig jaar, maar gewoon, zolang ze dit landschap blijven geven aan Nederland. Niet alleen geef je als overheid een stevig signaal af welke richting je op wilt, je zegt vooral ook dat je het meent.
Tijd voor GVE-norm per hectare
Dan het tweede grote punt uit het Landbouwakkoord: mest en grondgebondenheid. Het kabinet wil in het Landbouwakkoord toe naar een GVE-norm per hectare. LTO vindt dat het kabinet volledig op het verkeerde spoor zit met een GVE-norm en wil beleid op basis van bedrijfsspecifieke emissies, uitgewerkt in een afrekenbare stoffenbalans. ‘Laat boeren weten welke doelen ze moeten bereiken en geef hen ruimte om zelf invulling aan te geven’, stelt LTO. In theorie is zo’n systeem het eerlijkst, zeker. Maar LTO moet hier zo langzamerhand toch echt eens kritisch in de spiegel gaan kijken. Waarom wéér verder gaan op een spoor dat al dertig jaar lang fraudegevoelig blijkt te zijn? Een spoor waarin een kleine groep met mest sjoemelende kwaadwillenden het keer op keer weer verstiert voor de hele melkveesector?
Sinds 2008 zijn er diverse serieuze voorstellen gedaan om tot een grondgebonden melkveehouderijsector te komen. Steeds was er verzet vanuit met name bestuurders in Zuid-Nederland waar de meeste intensieve melkveebedrijven zijn gevestigd. Ook nu lijkt LTO zich opnieuw te laten gijzelen door de macht van de ZLTO en de aan deze organisatie gelieerde voerfabrieken. De beter presterende boer verdient meer ruimte, zo klinkt het elke keer. Ze bedoelen daarmee eigenlijk dat er ruimte moet blijven voor maximalisatie van productie binnen de geldende randvoorwaarden.
De praktijk bewijst keer op keer dat zo’n systeem te fraudegevoelig is en zorgt voor maximalisatie aan controle vanuit de overheid. Een GVE-norm per hectare in ruil voor minder regels en administratieve lastendruk wordt door het gros van de melkveehouders toegejuicht, zeker in Noord-Nederland. Over hoeveel GVE per hectare het moet worden en welke cirkel eromheen je mag gebruiken, kun je discussiëren. Maar doe eens een poging.
Offer deel van veehouderij op
Recent dineerde ik met een in mijn ogen wijze, vroeg gepensioneerde melkveehouder. Fanatiek als hij vroeger was, probeert hij nu vooral met een helikopterview te kijken op de ontwikkelingen in de sector. Hij verwijt LTO keer op en de geit te sparen. ‘LTO had een bod kunnen doen: we offeren 40% van intensieve veehouderij op, 15 tot 20% van de melkveehouderij en aangevuld met innovatieve technieken gaan we de doelen halen. Het middelengebruik in de akkerbouw gaan we met 75% reduceren, Roundup is afgelopen, we zetten in op meer biologische landbouw.’
Ben je stapelgek geworden, vraag ik. Hij zegt: ‘Nee hoor. De hoofdvraag moet zijn: met welk bedrijfsmodel pas je het beste in een Nederland dat alleen maar drukker en voller wordt en waarin je alleen maar minder ruimte krijgt.’ Hij hoort in discussies met weloverwogen mensen van buiten de landbouw steeds vaker het geluid: waarom moet uitgerekend hier zoveel geproduceerd worden?
‘In Ierland zijn ze heel dicht bij de natuur gebleven. Het levert hun de laagste kostprijs en het hoogste saldo van Europa op’
Ik herken dat en vraag: maar wat voor bedrijfsmodel moet je daarop dan ontwikkelen? Hij: ‘Hoe heeft Onze Lieve Heer het ooit bedoeld? Waarom heeft hij ons een koe gegeven? Een koe krijgt een kalf, eet gras, daar maakt ze melk van en het restproduct mest gaat weer terug naar het gras. Daarna komt er weer een kalfje. De melk en het kalfje leveren geld op, alles wat daar tussenin zit, kost alleen maar geld. Maar wat hebben wij in Nederland gedaan? Van de hele melkveehouderij hebben we een hoogwaardig technisch gebeuren gemaakt, dat alleen maar veel kosten en veel klachten genereert. Dure stallen, dure trekkers, duur krachtvoer, allerlei dure toevoegmiddelen, dure systemen.’
Miljardenbusiness rondom de koe
De kern van zijn boodschap: er is een miljardenbusiness rondom de koe gebouwd. Die business heeft er alle belang bij dat er zoveel mogelijk vee in Nederland blijft en is zo verweven met LTO dat LTO nooit akkoord met een GVE-norm per hectare. Dien je daarmee het belang van alle boeren? Waarschijnlijk niet. Dien je daarmee het belang van een kleine groep zeer intensieve melkveehouders plus de daaraan verweven agribusiness? Waarschijnlijk wel. En dus?
De oud-melkveehouder prikt in het malse stukje vlees op z’n bord en zegt: ‘In Ierland zijn ze heel dicht bij de natuur gebleven. Het levert hun de laagste kostprijs en het hoogste saldo van Europa op. Kijk ook eens naar de politiek-maatschappelijke beleving in Nederland: alle pijlen zijn gericht op zo dicht mogelijk bij de natuur blijven. Dan gaan de deuren voor je open. Financieel nu nog niet, maar dat komt eraan. Als ik nog boer was, zou ik er echt voor kiezen om veel meer het pad op te gaan van natuur en extensivering.’
Dan ga je terug naar 8 of 9 miljard kilo melk in Nederland. Kun je daarmee nog toonaangevend zijn, vraag ik. ‘Waarom niet? In het systeem zoals het nu is, levert intensieve veehouderij het meeste op. Maar waarom moeten wij 12.000 kilo melk of meer uit een koe halen, dat is per definitie slecht. Wij halen er allerlei argumenten bij om te zeggen dat dat helemaal niet zo is. Maar als nu de godganse wereld zegt dat dat niet goed is en niet zo zou mogen, waarom moeten we dan halsstarrig volhouden? Waarom moeten we zoveel krachtvoer in een koe stoppen dat ze op het randje balanceren van wat ze nog aankunnen?’
Hij gaat nog even door: ‘De koeien op stal, een joekel van een mestvergister, stikstofkrakertje erachter: krijg je dan het gevoel van: hier zijn boeren op een natuurlijke manier bezig?’ Nee, daar krijg je de handen van de maatschappij echt niet voor op elkaar.’ ‘Dit is anders wel de categorie die het meeste geld verdient, waar de meeste melk wordt geproduceerd, de categorie die alle land opkoopt en die doorgroeit naar twee, drie, vier of misschien wel vijf bedrijfslocaties’, werp ik tegen. Hij zegt: ‘Het is maar de vraag of de maatschappij toestaat dat die intensieve route nog ruimte krijgt. Het is maar de vraag of de Rabobank dat nog jaren gaat financieren.’
Wat doen de banken
Interessante vraag. Nu de Rabobank natuurboer Alex Datema heeft binnengehaald, kan het toch niet anders dat de Bote’s en Jelte’s eindelijk als eerste aan de beurt zijn? Maar de praktijk tot op heden is dat de grotere, intensieve boeren het land kopen. Ze krijgen van de banken geld om te extensiveren en op afstand wat natuurland te kopen en betalen uit hun cashflow extra koeien met bijbehorende fosfaatrechten. Hoezo extensiever? De grote middengroep twijfelt: mee met de groten of toch de afslag nemen naar het Ierse systeem. Een Landbouwakkoord met fatsoenlijke, langjarige betalingen voor serieus agrarisch natuurbeheer in combinatie met een nette GVE-norm per hectare zou vele grondgebonden bedrijven het laatste duwtje in de goede richting kunnen geven.