Nu de derogatie wordt afgebouwd, wint biologisch aan interesse. Veel melkveehouders oriënteren zich serieus en slaan aan het rekenen, kijkende of omschakeling voor hen interessant is. Dat blijkt in de praktijk lang niet altijd mee te vallen.
Te weinig grond onder het bedrijf is meestal het punt waar het knelt. Dat stelt Kees Water. Vanuit zijn bedrijf Ekopart begeleidt hij al jaren melkveehouders met het maken van berekeningen. Om zo te kijken of omschakelen naar biologisch realistisch en bedrijfseconomisch interessant is. En Water heeft het druk want de interesse nam het afgelopen jaar sterk toe. Belangrijke reden: afbouw van de derogatie is ingezet. Derogatie, oftewel de extra mestplaatsingsruimte, is wat de gangbare extensieve boer nu onder andere nog duidelijk onderscheidt van de biologische.
Het CBS telt momenteel minder dan 15.000 professionele melkveebedrijven in Nederland (zie tabel verderop). Ruim 500 daarvan zijn inmiddels biologisch gecertificeerd. Dat is een groeiend aantal, maar nog altijd minder dan 4% van het geheel. Gezien de interesse bij bijeenkomsten rond omschakeling naar biologisch, lijkt dat aantal versneld te groeien. Ook omdat verschillende verwerkers van biologische melk openlijk om meer melk vragen (zie kader verderop).
‘Als biologische boer sta je bij politiek en publieke opinie direct met 2-0 voor’
Kees Water begrijpt de toenemende interesse dan ook goed, maar geeft meteen een paar winstwaarschuwingen: de afzet van je melk tegen de biologische meerwaarde moet geborgd zijn en bij meer melk dan 14.000 kilo per hectare zijn je kansen sterk beperkt. ‘Zit je nu als gangbare melkveehouder onder de 10.000 kilo melk per hectare dan is omschakelen vaak interessant. Zit je op een niveau tussen de 10.000 en 14.000 kilo per hectare dan kun je best serieus naar je mogelijkheden gaan kijken, maar reken je ook dan niet te snel rijk.’
Bio-boer is ‘beter’
Dat laatste is ook de conclusie van Nanne en Hains Koopman uit Oudega (gem. Fryske Marren). In het zuidwesten van Friesland bestieren de broers een bedrijf met 190 melk- en kalfskoeien en ruim 135 hectare in gebruik. Daarvan is jaarlijks ruim 20 hectare bestemd voor de teelt van snijmais, dit jaar 4 hectare voor rode klaver en de rest grasland. Hun intensiteitsgraad ligt op 12.500 tot 13.000 kilo melk per hectare.
‘Marktvraag blijft onderbelicht’
Naast voldoende grond is een stabiele afzetmarkt met een plus op de melkprijs essentieel om een stabiele overstap naar een biologische bedrijfsvoering te kunnen maken, stelt ‘omschakel-expert’ Kees Water. Hij maakt zich zorgen over autoriteiten die omschakeling stimuleren, maar de marktvraag links laten liggen.
‘De laatste jaren word ik veel benaderd vanuit overheden voor adviezen. Overal hoor en proef ik bij de beleidsmakers veel ambitie om de landbouw duurzamer in te richten en omschakeling naar biologisch daarbij vooral te stimuleren. Dat is leuk, maar niemand van hen hoor ik over de bijbehorende marktvraag. De mogelijkheid dus om het biologische product voor een meerprijs af te kunnen zetten. En die moét er wel zijn’, stelt Water onomwonden. ‘Er is op dit moment voldoende vraag, maar die groeit al jaren niet snel. Als het aanbod wel versneld groeit, loopt dat spaak. Hoe het wel moet, daar ga ik niet over. Maar ik vind wel dat overheden die omschakeling stimuleren ook verantwoordelijk zijn voor het waarborgen van die meerprijs. Het zal ook moeten, anders willen wel meer melkveehouders omschakelen, maar kunnen ze dat simpelweg niet.’
Melkveehouders die een overstap overwegen, geeft hij dan ook mee de afzetzekerheid goed te regelen. Hetzelfde geldt voor voldoende grond onder het bedrijf. ‘Een bedrijfsvoering waarbij aankoop van biologisch ruwvoer noodzakelijk is, is eigenlijk altijd te wankel. De risico’s zijn gewoon te groot. In de afgelopen jaren, waarin we een paar maal een droge zomer kenden, werd dit op meerdere bedrijven pijnlijk duidelijk.’
Hij noemt het een mythe dat de grond 50% minder productief zou worden als je omschakelt. Door minder mestruimte en het wegvallen van kunstmest- en middelengebruik. ‘In de praktijk lukt het vaak wel dat te beperken tot 15-25% minder productiviteit. Alleen op veengrond en zure zandgrond is gras-klaver vaak erg lastig en komt de opbrengst en kwaliteit gemiddeld gezien extra onder druk te staan. Dat maakt het niet onmogelijk, maar elke boer moet individueel goed kijken wat op zijn bedrijf de kansen en onmogelijkheden zijn. Alleen door eerlijk te rekenen, kun je tot een goede afweging komen of omschakeling voldoende perspectief biedt.’
In 2018, vijf jaar geleden, onderzochten ze ook al eens de stap om eventueel biologisch te worden. ‘Toen kwam uit de berekening dat we ruim 40 hectare bij moesten kopen om rendabel biologisch te kunnen boeren. Die stap was veel te groot’, vertelt Nanne die in 2005 het melkveebedrijf overnam, eerst los van zijn broer, met 22 hectare eigen grond terwijl dat nu 110 hectare betreft. ‘Die grond is allemaal gefinancierd en moet terugbetaald worden. Daarom is minderen in het aantal koeien voor ons ook geen optie.’
Nu de broers de laatste jaren nog wat grond erbij in gebruik kregen, zijn ze, met ondersteuning van de Landbouw Adviespool van Living Lab Fryslân, opnieuw aan het rekenen geslagen. Het resultaat nu: nog steeds zo’n 20 hectare erbij zien te krijgen of genoegen nemen met circa € 30.000 minder resultaat per jaar.
Daarover zo meer. Eerst een stap terug. Naar de vraag waarom ze überhaupt geïnteresseerd zijn in een mogelijke omschakeling. ‘Wij boeren al redelijk extensief en deze manier van werken past ons wel: veel gras in de koe krijgen. Door de uitwisseling van grond voor aardappelteelt, hebben we ook ervaring met gras-klavers. Zelfs de teelt daarvan zonder toediening van kunstmest. Ook dat lukt inmiddels goed. Dat sterkt ons in de stap dat biologisch boeren ook moet kunnen’, zegt Nanne.
Er is nog een reden, vult zijn broer Hains aan: ‘Als biologische boer sta je bij de politiek en de publieke opinie direct met 2-0 voor. Kijk als voorbeeld naar het nieuwe GLB, biologische boeren zetten een vinkje en scoren meteen goud, terwijl wij verschillende aanpassingen moeten doorvoeren om die hoogste premie te verzilveren. En vanuit de maatschappij word biologisch als ‘beter’ gezien. Wij zien dat zelf niet zo, maar voelen wel dat het zo wordt beleefd. En naar de toekomst toe weegt dat voor ons ook zwaar mee.’
‘Provincie mag helpen’
In de berekening die zij opstelden, komen ze uit op een negatief resultaat ten opzichte van de huidige situatie van circa € 30.000 per jaar.
‘Uitgangspunt is voor ons dat we zeker moeten zijn voldoende ruwvoer te kunnen winnen. Aankoop van biologisch ruwvoer is namelijk veel te onzeker. Zowel in de beschikbaarheid als kwaliteit als eventuele kosten als je wel moet aankopen. We rekenen met zo’n 15% lagere opbrengst uit eigen ruwvoer bij omschakeling. Die 20 hectare extra is daarom onontbeerlijk’, licht Nanne Koopman toe.
Zijn broer stelt dat ze er financieel eigenlijk niet op willen achteruitgaan. ‘Wij leveren nu via A-ware aan het AH-concept. Dat levert al een plus op van € 5 per 100 kilo melk. Hiermee ligt de berekende plus voor biologisch melk nog maar op € 6,5 per 100 kilo melk extra ten opzichte van onze huidige melkprijs. Die plus moet alle extra kosten dekken.’
Onmogelijk achten de broers het niet, maar daarvoor denken ze wel de hulp van de instanties nodig te hebben. ‘De provincie wil graag omschakeling naar biologisch stimuleren en ondersteunen. Als ze dat echt willen, zouden ze voor ons extra grond beschikbaar moeten stellen die we tegen gepachte waarde voor langere tijd kunnen huren’, zegt Nanne. Dat zo’n opstelling ietwat egoïstisch of brutaal zou kunnen zijn, bestrijdt hij: ‘Wij boeren hier vlakbij een stikstofgevoelig natuurgebied. Dat maakt gangbaar boeren voor ons ook steeds lastiger, nu en in de nabije toekomst.’
‘Tegelijkertijd stelt de provincie dat zij hoopt dat wij en onze collega’s wel blijven boeren in dit gebied. Omdat ze anders geen idee hebben hoe al het onderhoud en beheer rond te zetten. Dat begrijpen wij, maar dan moeten zij ons ook te hulp komen met het beschikbaar stellen van extra grond. Wij willen wel bewegen, maar dat kunnen we niet zonder ondersteuning van de autoriteiten die ons die kant op pushen. Nog meer grond kopen of huren tegen de vrije waarde om omschakeling mogelijk te maken, is bedrijfseconomisch gewoon geen haalbare kaart of in ieder geval veel te risicovol.’
Optie andere kant om
Of ze daadwerkelijk de stap zetten, daarover hebben de broers nog geen besluit genomen. Een toezegging van A-ware om biologische melk te kunnen leveren, hebben ze al wel. Maar die blijft niet voor altijd staan. ‘Over een half jaar kan die vlag er wel anders bijhangen.’
Daar komt bij dat ze de wens hebben om de huidige gebouwen te optimaliseren en met robots te gaan melken. Hiervoor zou bedrijfseconomisch het beste kunnen worden opgeschaald van 190 naar 240 koeien waarmee ze vier melkrobots optimaal kunnen benutten. ‘Dat betekent echter een beweging de andere kant op: we worden intensiever in plaats van extensiever. Al het vee kunnen we dan echter op één locatie houden, waar dat nu drie zijn, en de gebouwen maken we daarmee toekomstbestendig. Die route is bedrijfseconomisch aantrekkelijker’, schets Nanne.
Om meteen hun eigen twijfel er aan toe te voegen: ‘Het is niet dat wij nu per se heel graag biologisch willen gaan boeren, maar het enthousiasme voor gangbaar wordt steeds verder de kop ingedrukt. Tel maar op: einde derogatie, hoe het nieuwe GLB is ingericht en de druk door de stikstofproblematiek die hier voelbaar is. Komt bij dat biologisch veel meer maatschappelijk geaccepteerd wordt.’
Die twijfel laat onverlet dat de broers goede moed houden. ‘Uiteindelijk is het luxe dat wij twee routes kunnen bewandelen die beide toekomstperspectief kunnen bieden. Maar makkelijk is het niet. Eerlijk gezegd valt het dan ook wel een beetje tegen dat de berekening ons bedrijfseconomisch gezien een negatief advies voor omschakeling liet zien. We zijn of waren er wel klaar voor, maar de komende tijd moet duidelijk worden of de we ondersteuning krijgen vanuit de autoriteiten om extra betaalbare grond ter beschikking te krijgen. Zo niet, dan hakken wij waarschijnlijk de knoop door richting intensivering.’
‘Deur open voor omschakelaars’
De twee veruit grootste inkopers van biologische melk in Nederland, EkoHolland en Royal FrieslandCampina (RFC), hebben hun deuren duidelijk opengezet voor meer biologische melk. Voor hoelang en hoeveel extra melk ze kunnen gebruiken, blijft onduidelijk.
EkoHolland heeft geen eigen productielocatie maar 270 leden die gezamenlijk nu ruim 140 miljoen kilo melk leveren op jaarbasis. Volgens coöperatievoorzitter René Cruijssen staat de deur open voor meer melk en aanbieders. ‘Onze hoop en verwachting is dat het aanbod van goedkope dagverse zuivel uit de Nederlandse supermarkt verdwijnt. Als dat lukt, is er ruimte voor nog meer groei dan er nu al is.’ Of dat realistisch is. ‘Waarom niet?’, countert Cruijssen. ‘De consument moet leren dat voedsel waarde heeft.’
Over hoeveel groeipotentie er dan nog in de biologische melkmarkt zit, spreekt hij zich niet uit. Wel stelt hij dat de deur bij EkoHolland openstaat voor nieuwkomers en dat de markt die vooreerst ook nog wel goed kan gebruiken.
Na EkoHolland is FrieslandCampina met zo’n 125 boeren de grootste speler voor biologische melk. De coöperatie zoekt enkele tientallen nieuwe leden. Er is dus ruimte voor groei. Volgens woordvoerder Jan-Willem Ter Avest komt dat door de toenemende vraag vanuit andere hoeken dan dagverse zuivel. ‘De consumptie van dagverse melk neemt immers zelfs af in Europa, maar voor producten als yoghurt, kwark, latte, boter en kaas, groeit de biologische marktvraag.’
Ter Avest stelt uit concurrentieoverwegingen niet te laten weten hoeveel groeiruimte er precies is. ‘Maar het feit dat we willen groeien en stevig hebben geïnvesteerd in verwerkingscapaciteit laat het strategisch belang zien.’