De regering wil boeren uitkopen. Maar wat wil Nederland eigenlijk met de boeren die blijven? Hoe moeten zij hun bedrijf inrichten? Welke ruimte krijgen zij om te ondernemen?
Perspectief voor de blijvers. De landbouw in Nederland schreeuwt er om. ‘Boeren weten echt wel dat het speelveld de komende tien jaar flink verandert. Wat ze nodig hebben, is een overheid die luid en duidelijk aangeeft welke kant het op wil met het landelijk gebied, stelt boerenbestuurder Alex Datema. ‘Er wordt veel gepraat over opkopen van bedrijven, maar er is weinig aandacht voor de blijvers, de boeren die over 15 jaar nog boer zijn en bepalen hoe het landelijk gebied eruit ziet. Dáár moet je je als LNV ook op richten en het lef hebben om daar een beeld bij te schetsen. Daarin schiet het ministerie tot dusverre stevig tekort’, vindt hij.
Dirk Bruins, voorzitter van LTO Noord, laat zich in soortgelijke bewoordingen uit. ‘Wie biedt ons perspectief? Geen dag gaat voorbij of er is wel een vette krantenkop, radiobericht of talkshow die gaat over stikstof in relatie met landbouw. Ik merk bij veel leden, inclusief mijzelf, dat die stapeling van berichten voor een enorm negatieve teneur zorgt. Het risico daarbij is dat we ons murw laten slaan en toekomstperspectief gaan missen. Datzelfde geldt voor het steeds maar noemen dat bedrijven moeten worden opgekocht. Zonder een goede toekomstige gebiedsanalyse is die discussie zinloos. Maar het zorgt wel voor veel weerstand. En als we niet uitkijken, stopt daar het nadenken over de toekomst.’
Valse start gebiedsgerichte aanpak
Zonder het perspectief voor de blijver te schetsen, begon het kabinet al vast met de gebiedsgerichte aanpak – dus per provincie een plan maken – om de natuur te herstellen en het landelijk gebied toekomstbestendig maken. Het doel is 50% procent minder stikstofuitstoot en driekwart van de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden op een gezond niveau krijgen in 2030. Met de gebiedsgerichte aanpak wil de regering ook andere problemen aanpakken die met klimaat, mest, bodem en water te maken hebben. Deadline is juli 2023. Dan moet in elk gebied duidelijk zijn wat het doel is en hoe dat gehaald wordt. Daarna komt geld beschikbaar en moeten alle spelers – industrie, landbouw, verkeer, zee- en luchtvaart – hun bijdrage leveren.
‘Het risico is momenteel dat we ons murw laten slaan’
Vlot verloopt de start allesbehalve. Boeren stapten in diverse provincies uit het overleg. Ze voelen zich niet gehoord en vinden dat de nadruk in de gesprekken wel erg op uitkoop van bedrijven ligt. Naar hun plannen om met innovatie reducties te realiseren, wordt niet of nauwelijks geluisterd, luidt hun kritiek. Verder is er ergernis over een herhaaldelijk schutterende landelijke overheid, met verkeerde en dubieuze top 100-lijsten van stikstof-uitstoters als voorlopig dieptepunt. Ook de provincies beginnen te morren. Ze ergeren zich aan de rammelende onderbouwing van het stikstofbeleid. In rechtszalen worden ze daardoor links en rechts om de oren geslagen door milieuclubs, omdat de regelgeving rondom stikstof de juridische toets op steeds meer fronten niet doorstaat. De vrees is dat komende maanden alleen maar meer vergunningen voor woningbouw-, landbouw-, luchtvaart- en infrastructuurprojecten sneuvelen.
Vergunning voor koeien weiden
Een kenmerkend voorbeeld van hoe ver het stikstofdossier van God is losgeslagen, is dat melkveehouders in Overijssel mogelijk straks een vergunning moeten hebben om hun koeien te laten weiden. De rechter stelde vast dat de provincie eerst moet onderzoeken of er negatieve effecten zijn op kwetsbare natuurgebieden als vee buiten in de wei loopt.
‘Op basis van dit toekomstbeeld kunnen wij geen keuzes maken’
Kortom, het vinden van een antwoord op de prangende vraag – wie biedt de blijvers perspectief en hoe ziet dat perspectief eruit – wordt op dit moment compleet gegijzeld door de juridische loopgravenoorlog rondom stikstof. De Tweede Kamer is dat zat en regelde dat er nog voor de zomer een groot stikstofdebat komt met als hamvraag: hoe nu verder?
Junibrief van Staghouwer
Terug naar de hamvraag: wat is het perspectief voor de blijvers? Een eerste antwoord daarop moet komen van minister Staghouwer. In de hoofdlijnenbrief van 1 april stelde hij dat ‘een voldoende veerkrachtige landbouw belangrijk en onmisbaar is voor duurzame voedselvoorziening en een leefbaar landelijk gebied. Ook met het oog op de oorlog in Oekraïne en de oplopende prijzen voor voedsel wereldwijd.’ Maar over hoe die toekomst er dan precies uit moet zien, liet hij zich tot op heden niet uit. Staghouwer beloofde wel om hierover in juni 2022 meer duidelijkheid te geven. Letterlijk stelde hij ‘met nieuwe plannen te komen om agrarische ondernemers die willen blijven boeren te helpen een toekomstbestendige keuze te maken’. Logisch dus dat boeren met belangstelling uitkijken naar deze ‘junibrief’.
Weekblad Boerderij had in april een interview met Staghouwer. Een klein tipje van de sluier lichtte hij daar op, door te stellen dat er serieus wordt nagedacht over een maximaal aantal stuks vee per hectare, die er per gebied anders uit kan komen te zien, afhankelijk van bodem en grondsoort en naar wat een gebied aankan. Deze invulling van de door z’n voorganger Schouten reeds aangekondigde grondgebondenheid moet in 2030 geregeld zijn. De landbouwminister benadrukte ook dat Nederland toe moet naar een goed verdienmodel voor de blijvers. Hoe? ‘Ik heb gepraat met de verwerkende industrie, de banken en met de retail. Zij begrijpen de problemen en snappen ook dat er een oplossing moet komen. Ik ga ervan uit dat we binnenkort heldere afspraken kunnen maken over de bijdrage van de verschillende schakels aan het verdienmodel van de boer.’ Compleet met handtekening van al die partijen, voegt hij eraan toe. Ook in het coalitieakkoord wordt gerept over bindende afspraken om de positie van de boer in de keten te versterken, met niet-vrijblijvende bijdragen van banken, toeleveranciers, de verwerkende industrie en de retail. ‘Lukt dat niet, dan gaan we naar een wettelijk afdwingbaar kader’, stelt Staghouwer. Dit soort uitspraken maakt alleen maar nieuwsgieriger hoe de regering dat dan concreet voor zich ziet.
Beruchte landkaart blijft basis
De inmiddels beruchte landkaart, die we in december 2021 in Melk van het Noorden publiceerden, lijkt nog steeds de basis van hoe het nieuwe kabinet Nederland de komende tien jaar in grove lijnen wil gaan inkleuren. Samengevat: de meeste ruimte voor de wat grootschaligere landbouw ligt vooral in Noord-Nederland (de kustgebieden in het bijzonder), de Kop van Noord-Holland, Flevoland en Zeeland. In de rest van Nederland moeten melkveehouders en akkerbouwers hun productie overwegend ondergeschikt maken aan het leveren van diensten, zoals natuurbeheer, waterbeheer of recreatie. Maar hoe dat er uiteindelijk uit komt te zien en wat de grenzen worden? Zeg het maar.
Alex Datema: ‘Geef als regering nu eerst eens antwoord op de vraag: wat wil je met de landbouw in Nederland? Eerst het perspectief en de route er naartoe schetsen en pas dan starten met de gebiedsgerichte aanpak. Op basis van dit toekomstbeeld kunnen wij boeren namelijk keuzes gaan maken over de bedrijfsontwikkeling. Wat wil en kan ik? Wat is er mogelijk op de plek waar ik boer ben? Wil ik stoppen of verplaatsen? Alle vragen die we nu voor een groot deel voor ons uitschuiven kunnen we dan gaan beantwoorden. Voor ieder gebied zal er dan een schets gemaakt moeten worden hoe de landbouw er over tien jaar uitziet en hoe de daar aanwezige bedrijven hier op in kunnen spelen.’
LTO mist aandacht voor innovatie
LTO maakte samen met NAJK, Rabobank en NZO vorig jaar een toekomstplan onder de naam Coalitie Toekomstbestendige Melkveehouderij. Het plan schetst een pad om met een combinatie van technologische oplossingen, extensivering én managementmaatregelen de vraagstukken van de toekomst te tackelen. Krimp van de sector is met deze maatregelen niet nodig. ‘Het zou logisch zijn dat een overheid die voedselvoorziening belangrijk vindt daar iets mee doet’, stelt Bruins.
De voorzitter van LTO Noord twijfelt of dat nog gaat gebeuren. Hij werd in die gedachte gesterkt tijdens het werkbezoek van stikstofminister Christianne van der Wal aan melkveehouders die in de Vruchtbare Kringloop Achterhoek werken aan toekomstbestendige oplossingen. Melkveehouder Arjen Prinsen demonstreerde daar een innovatie die de stikstofuitstoot in stallen kan meten en heel veel waardevolle data oplevert. Hierdoor kan een boer gerichter maatregelen nemen. De sector hoopt dat door dit soort innovaties een streep kan door onteigening. ‘Maar de minister stond meteen op de rem, door te stellen dat het nog jaren kan duren voordat juridisch is aangetoond dat de gegevens betrouwbaar zijn. Zoals er in Den Haag toch al weinig wordt gekeken naar de vele innovaties die er al zijn en écht een wezenlijke bijdrage kunnen leveren aan een oplossing’, stelt Bruins.
De LTO-bestuurder is teleurgesteld dat de focus van de regering blijft liggen op opkoop en onteigening. ‘Innovatie wordt afgedaan als iets waar je pas op de lange termijn wat mee kunt. Ondertussen is de juridische kleuring wel heel erg bepalend geworden in het landelijk gebied. De enige die daar wat aan kan veranderen is de overheid zelf.’
Laat bereiken doel aan ondernemer
Datema is van mening dat technologie hier en daar helpt, maar geen totaaloplossing biedt. ‘Alleen een landbouw die op integraal niveau een beperkte invloed heeft op ons milieu en in staat is om het landschap en de biodiversiteit te ondersteunen, is volhoudbaar. Daarnaast wil de maatschappij ons best ruimte geven, maar dan wel op zo’n manier dat we onze impact op milieu minimaliseren en dus natuur en landschap een serieuze plek geven in onze bedrijfsvoering.’ Hij heeft wel een idee hoe dat eruit moet zien. ‘Stel als overheid gewoon doelen vast voor stikstof, fosfaat, broeikasgassen en gewasbeschermingsmiddelen. Maar laat het vooral aan de ondernemer over hoe deze doelen te bereiken. Als we die doelen op bedrijfsniveau vastleggen, komen alle ondernemers in beweging om klaar te staan voor de toekomst. Per doel stel je een norm vast en je kunt iedereen die het 25% beter doet dan die norm belonen voor de extra inspanning. Ik garandeer dat dit leidt tot een snelle en ongekende milieuwinst.’
De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) geeft een soortgelijk advies aan de regering: ‘Geef boeren voor lange tijd duidelijkheid en de vrijheid om zelf te bepalen hoe zij aan die eisen kunnen voldoen. Mensen in Den Haag of Brussel bedenken nu hoe men moet boeren. Maar daarbij doen ze geen beroep op de creativiteit of innovatie van onze boeren. Dat is wel nodig om te verduurzamen’, zegt landbouweconoom Krijn Poppe. Hij was voorzitter van de commissie die het advies maakte. De kans is reëel dat dit een van de bouwstenen wordt voor de visie van LNV.
Geen geitenpaadjes bedenken
Datema zou graag zien dat beide ministers in juni al met een helder visiestuk op landbouw komen. Dat stikstofminister Van der Wal de landelijke doelen vertaalt per provincie. En dat Staghouwer in zijn junibrief de instrumenten benoemt, die boeren dichtbij natuurgebieden ook echt vooruit kunnen helpen. ‘Zoals een fatsoenlijke, langjarige vergoeding voor groenblauwe diensten.’ Dat de route in bepaalde provincies voor landbouw pijnlijk kan zijn, moeten we accepteren, vindt hij. ‘Dat is dan de uitkomst van het maatschappelijk debat.’ Hij vindt ook dat de landbouwsector zelf niet allerlei nieuwe geitenpaadjes moet bedenken bij nieuwe robuuste wetgeving. ‘Want zo eerlijk moeten we ook zijn: dat is óók een reden voor de juridische strijd waarin we nu verzeild zijn geraakt.’
Drie stromingen vechten voor perspectief
Wie de discussie over de toekomst van de landbouw in Nederland een beetje volgt, onderscheidt ruwweg drie boerenstromingen. Elk proberen ze op hun eigen manier toekomstperspectief voor boeren te realiseren. Nu is het altijd gevaarlijk om mensen en stromingen in hokjes te drukken. Maar zou je de drie stromingen willen karakteriseren en relateren aan de politiek die ze voeren, dan is de duiding links, midden en rechts het best op z’n plaats.
Links
De meest linkse stroming bestaat uit boeren en clubs die een ingrijpende verandering van de landbouw volledig onderschrijven en vanuit die gedachte naarstig op zoek gaan naar nieuwe concepten en verdienmodellen. Clubs als Wij.land, de Nieuwe Boerenfamilie en Caring Farmers werken aan nieuwe oplossingen voor het huidige landbouw- en voedselsysteem, dat in hun ogen ecologisch, sociaal en economisch is vastgelopen. Zij zien de toekomst in het stedelijke en dichtbevolkte Nederland voornamelijk in lokaal, extensief boeren in een natuurrijk landschap, met veel interactie tussen boeren en burgers. De focus moet verschuiven van zo veel mogelijk productie naar een gezond inkomen voor veelal kleinschalig opererende boeren en tuinders met een minimum aan input. Daaruit ontstaan allerlei nieuwe initiatieven op het grensvlak van boer- en burgerparticipatie. Voor de overheid zien ze een belangrijke sturende rol weggelegd in dit proces, onder andere middels een actief prijs- en marktordeningsbeleid.
Midden
Het midden wordt vertegenwoordigd door LTO, NAJK en de agribusiness onder aanvoering van de Rabobank. Deze organisaties wijzen op de grote economische betekenis van de land- en tuinbouwsector voor de BV Nederland en de kennis en innovatieve kracht die aanwezig is in de verschillende sectoren. Hun politiek is in eerste instantie vooral gericht op behoud van het bestaande. Omdat de organisaties middenin het politieke en maatschappelijk debat staan, ontkennen ze niet dat veranderingen noodzakelijk zijn. Maar ze proberen de omvang van de productie en de sectoren wel zoveel mogelijk op peil te houden. Ze wijzen erop dat Nederland op gebied van het terugdringen van emissies koploper is in de wereld. Vanuit die basis propageren ze vooral ook technologische oplossingen voor het oplossen van milieu- en klimaatvraagstukken. Er moet zeker ook ruimte blijven voor grootschalig ondernemen en omdat we nu eenmaal opereren in een wereld met open markten moet vooral de vrije markt zijn werk blijven doen.
Rechts
Op rechts zit de stroming die actief het gevecht aangaat met de transitie die de overheid wil. Het basisidee is dat de landbouw in Nederland het op alle fronten hartstikke goed doet en dat verandering en aanpassing eigenlijk helemaal niet nodig is. De melkveehouderij is zeker geen deel van het probleem. Gras legt met behulp van zonlicht CO2 vast in organisch materiaal, een koe vreet dat op, maakt er melk en vlees van en boert een beetje methaan uit, dat weer wordt omgezet in CO2. Het is een korte kringloop en dat is heel wat anders dan de lange kringloop van fossiele brandstoffen. Dus wat is het probleem? Bovendien hebben we alle hectares in Nederland hard nodig om de wereld van voldoende voedsel te voorzien. Clubs als DDB, FDF, NMV vertegenwoordigen vooral deze stroming, gesteund door onder andere voormannen zoals Jan Cees Vogelaar, al hebben NMV en DDB met hun pleidooi voor markordening en melkquotering ook duidelijk linkse elementen in zich.