De Nederlandse melkveestapel en het totaal aan melkvolume gaan de komende jaren krimpen. Weinigen die daar nog aan twijfelen. Een steeds groter deel van de melkplas wordt dan procentueel in Noord-Nederland geproduceerd. Wordt het daarmee het melkmekka van Nederland?
Noord-Nederland het melkmekka van Nederland. Het bekt lekker voor de Noordelijke melkveesector, maar de uitdrukking kan ook gemengde gevoelens oproepen. Vooral omdat de Nederlandse melkplas als totaal de komende jaren zeer waarschijnlijk gaat krimpen. De Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) vormt het belangrijkste kader voor het Landbouwakkoord. En de Wsn is vrij helder: een forse veekrimp in verschillende gebieden in Nederland en verdere ammoniakreductie voor alle melkveebedrijven in Nederland.
De vraag is vooral hoe snel en in welke mate de krimp zich voltrekt. Bijkomend punt is dan: waar wordt vooral gekrompen? Bij dat laatste lijken de Noordelijke provincies er relatief het beste van af te komen.
Krimp niet te voorspellen
Dat laatste is ook de verwachting van Alex Datema. Hij is de kersverse directeur Food & Agri bij Rabobank Nederland en één van de sprekers op het symposium op de Dag van Melk van het Noorden op 23 juni rond dit thema. ‘Ik denk dat in Noord-Nederland de komende jaren de melkplas procentueel wel stijgt, maar niet in absolute zin. Als je het zo bekijkt klopt de stelling wel dat het Noorden het melkmekka van Nederland wordt’, zegt Datema.
Rigoureuze krimp melkplas onwaarschijnlijk
Nederlandse melkveehouders produceerden afgelopen jaar gezamenlijk bijna 14 miljard kilo melk. Om het melkvolume te laten krimpen, wordt binnen het landbouwakkoord gesproken over 30% afroming op elke transactie van fosfaatrechten.
Stel dat in de komende vijf jaar honderden melkveehouders stoppen die in totaal 20% van de Nederlandse melkplas vertegenwoordigen. Dat betekent dat zij nu ongeveer 2,8 miljard kilo melk vertegenwoordigen waarvan 30% uit de markt gaat door afroming. Dat is 0,84 kilo miljard, niet meer dan 6% van het huidige totaal. En daarmee behoudt Nederland nog zo’n 13 miljard als totale melkplas. Natuurlijk vinden er na vijf jaar, zoals in dit voorbeeld gehanteerd, ook nog transacties plaats en gaat de afroming en uitvloeiing van rechten uit de markt door. Tenminste, als de overheid daartoe besluit.
En ook opkoop, vrijwillig of gedwongen, van piekbelasters of andere melkveebedrijven kan de komende jaren zeker bijdragen aan een krimp in volume. Maar de verwachting is dat dat niet snel zal oplopen tot opkoop van bijvoorbeeld vijfhonderd melkveebedrijven of meer. Zelfs al zouden het er vijfhonderd zijn, dan vertegenwoordigen die opgeteld nog minder dan 0,5 miljard kilo melk. Opnieuw veel melk, maar 0,5 miljard + de eerder berekende 0,84 miljard, betekent opgeteld nog geen 10% van het huidige totaal aan melkvolume in Nederland. Kortom, de trend naar minder productie van melk in Nederland wordt vast ingezet, maar in absolute en procentuele zin gaat die waarschijnlijk niet zo snel als door menigeen nu verwacht of zelfs gevreesd wordt.
Op de vraag hoeveel de melkplas in Nederland in totaal gaat krimpen, is volgens Datema eigenlijk geen zinnig woord te zeggen. ‘Dat hangt van veel verschillende beleidskeuzes af. Dat er over tien jaar substantieel minder melk wordt geproduceerd in Nederland, daar ben ik wel van overtuigd. En als we over tien jaar 30% minder koeien hebben in Nederland, een percentage waar vanuit de politiek vaak over wordt gesproken en wat ik best realistisch acht, is dat ook niet hetzelfde als 30% minder melk.’
Meer melk in Noorden
Hoeveel melk er procentueel per provincie recent werd geproduceerd, net als het aantal koeien en bedrijven, ziet u op de linker pagina hiernaast weergegeven in een publicatie van ZuivelNL uit 2022. Dit overzicht laat nog de cijfers van 2021 zien, maar binnenkort komt de brancheorganisatie met de publicatie van de cijfers waarbij deze tot aan 2022 zijn bijgewerkt. Die wijken echter weinig af van het beeld hiernaast gepresenteerd. Afgezien van het feit dat het aantal melkveebedrijven in alle provincies verder is gedaald.
Wie de cijfers analyseert, ziet dat nu in de bovenste helft 56% van de Nederlandse melkplas wordt geproduceerd. Waarbij Friesland de meeste melk produceert en ook de meeste koeien kent.
Wat ook opvalt, is dat in de meest Noordelijke provincies gemiddeld meer melk per bedrijf geleverd dan in de andere provincies.
Op basis van deze cijfers mag best voorzichtig geconcludeerd worden dat het Noorden in toenemende mate ruimte geeft voor de melkveehouderij die de komende jaren overblijft in Nederland.
In economische zin heeft dat voor de Noordelijke regio waarschijnlijk een behoorlijk voordeel. Uit een studie van Wageningen UR in 2017 kwam al naar voren dat bij een krimp van 32% van de veestapel de schade voor het Nederlandse melkveecluster tot wel € 4,3 miljard kan oplopen. Dit totale cluster – melkveebedrijven plus zuivelindustrie en aanverwante agribusiness – vertegenwoordigt momenteel circa € 10 miljard en zou bij de besproken 30% krimp dus een gevoelige tik oplopen.
Rabo wordt transitiebank
Terug naar Datema. Want hoewel de grootte van de krimp wellicht lastig in te schatten is: hij komt er zeer waarschijnlijk wel. De verwachting is dat deze krimp in melkveestapel en melkvolume samengaat met een extensivering van de melkveesector. Een tendens die de politiek en maatschappij ook grotendeels en in toenemende mate toejuicht. Net zoals de Rabobank dat ook doet. Terwijl de realiteit is dat bedrijven met een intensievere bedrijfsvoering tot op de dag van vandaag gemiddeld gezien makkelijker een financiering krijgen dan extensievere.
‘Rabo gaat meebetalen aan lasten extensivering’
‘Dat laatste is een feit’, erkent Datema. ‘Het heeft alles te maken met de structuur van de melkveesector waar we decennialang in zijn doorgegroeid. Ik geloof echter wel dat dat verandert de komende tijd. Omdat er binnen het Landbouwakkoord de afgelopen maanden uitvoerig over is gesproken hoe extensivering langdurig beter te kunnen belonen. Iets wat tot een jaar geleden nog amper gebeurde. Dit is een belangrijke stap voorwaarts. Het verlies van de derogatie heeft hiervoor gezorgd en het groeiende besef dat het huidige landbouwmodel niet zorgt voor extensivering en behoud van biodiversiteit. Terwijl deze punten wel hoog op de politieke en maatschappelijke wensenlijstjes staan’, meent Datema die er aan toevoegt dat de Rabobank daarin wel degelijk een actieve rol voor zichzelf ziet weggelegd.
‘Wij willen de komende jaren de rol van transitiebank echt oppakken. Het uitgangspunt is dat we alleen kunnen financieren als een bedrijf voldoende bedrijfseconomisch stabiliteit en perspectief toont. Bij extensiveren weten we dat vooral vaak de eerste drie tot vijf jaar lastig zijn. Het dure extra land brengt immers niet direct of onvoldoende extra inkomsten op. Om die jaren beter door te komen, ontwikkelen we nu instrumenten. Zonder dat al helemaal te kunnen concretiseren, moet je denken aan extra rentekortingen en ook aan minder tot niet hoeven aflossen in de eerste jaren van omschakeling naar een meer extensiever bedrijfsmodel.’
‘Geen kansen onbenut laten’
Klaas de Jong is COO van Royal A-ware en één van de sprekers op het symposium op de Dag van Melk van het Noorden 23 juni. Hij stelt dat het begin juni, bij het sluiten van dit magazine, eigenlijk nog veel te prematuur is om iets over het toekomstperspectief voor de Noordelijke melkveesector te zeggen. ‘Of er een landbouwakkoord komt, is nog maar zeer de vraag en ook hoe de afspraken daarin gemaakt dan op verschillende gebieden geconcretiseerd worden. De situatie waar we nu inzitten geeft ontzettend veel onzekerheid en onduidelijkheid. Ik geloof niet dat ik dat in mijn 40-jarige carrière in deze sector ooit zo heb meegemaakt. Het is zo erg dat je tegenwoordig wel vrij goed het weer vier dagen vooruit kunt voorspellen, maar iets zinnigs zeggen over de toekomst van de melkveesector staat bijna gelijk aan puur gokken.’
Dat er toekomst voor de melkveehouderij blijft, daarover twijfelt hij echter niet. ‘Ik hoop daarbij alleen niet dat er door nieuw beleid te veel kansen onbenut blijven. Daarmee bedoel ik dat de zuivelsector een jaarlijkse waarde van zo’n € 10 miljard vertegenwoordigt. Het is van groot belang voor de BV Nederland om dat niet te verkwanselen.’
‘Extensivering gaat gebeuren’
Mooie woorden, maar is dat echt realistisch? Als de Rabobank hier echt voor staat en deze instrumenten serieus gaat inzetten, kost dat de bank geld. Serieus veel geld. Helemaal als andere banken dat niet doen. ‘Toch is het de bedoeling dat we wij als dat bank dat mede zelf gaan financieren’, zegt Datema. ‘Omdat de landbouwtransitie de omslag naar extensivering volgens ons nodig heeft en wij onze verantwoordelijkheid daarin willen nemen. Ook als dat ons geld kost.’
Volgens Datema is de bank het stadium al voorbij om te dubben of extensiveren wel echt moet. ‘Door alle druk op de sector, van vraagstukken als stikstof, waterkwaliteit tot ruimteverdeling, is het voor ons klip en klaar dat deze route ingezet moet worden. De vraag is niet meer ‘of’, maar ‘hoe’.
Daarin spelen wij als grootste financier een rol en die verantwoordelijkheid nemen we ook. We kijken dan breed naar businessmodellen die hier invulling aan geven. Je kunt dan denken aan groei in eigen grondareaal, samenwerken met akkerbouwers, inzet van mestverwerking en kunstmestvervangers en groei van de biologische sector. Dat is wat anders dan te stellen dat de Rabo verdienmodellen zou moeten creëren. Dat doen we niet en we zeggen ook niet hoe de route naar extensivering exact gestalte moet krijgen. Dat hangt ook af van de wetgeving de komende jaren en zal per gebied verschillend zijn. Maar de ontwikkelingsrichting is duidelijk en daarin pakken wij onze rol.’
Blij met klein plusje
Die ondersteuning van de Rabobank zal broodnodig zijn om extensivering op de meeste melkveebedrijven te realiseren, weet bedrijfsadviseur Arend Hoekstra bij Van der Veen & Kromhout. Net zoals langdurige fatsoenlijke vergoeding voor beheer vanuit de overheid. Hoekstra benadrukt dat vrij veel melkveebedrijven vrij tot zeer pittig gefinancierd zijn en hun hele model hebben ingericht op de aflossingsverplichtingen te kunnen voldoen in de hoop daarnaast nog een fatsoenlijk inkomen te behalen.
‘Vorig jaar lukte dat goed, maar alles wijst erop dat ook dit jaar weer een ‘gewoon’ jaar wordt voor de meeste melkveehouders. Dat betekent concreet voor de grootste groep: blij zijn wanneer er een klein positief resultaat wordt gedraaid. Een groot deel van die groep wil wel verder extensiveren, maar krijgt er nu vaak niet de financiering voor. Logisch en terecht ook, want er staat in veel gevallen weinig tot geen extra inkomsten tegenover. Zolang dat niet verandert, kunnen velen niet extensiveren en komt daar dan vooreerst ook niet veel van terecht.’
‘Noorden is al het melkmekka’
Hendrik Galema is voorzitter van de Agrarische Jongeren Friesland (AJF) en één van de sprekers op het symposium tijdens de Dag van Melk van het Noorden op 23 juni. Hij zal in zijn inleiding daar onder andere de stelling verdedigen dat Noord-Nederland nu al het melkmekka van Nederland kan worden genoemd. ‘Sinds de invoering van het fosfaatrechtenstelsel zie je al een ontwikkeling dat in het Noorden minder krimp of zelfs groei is in melkvolume terwijl andere regio’s krimpen. Natuurlijk is de term wat sterk aangezet, maar in het Noorden heeft de melkveehouderij de minste concurrentie op de grond en dus relatief gezien de beste kansen.’
Dat betekent niet dat Galema een groei van melkvolume en aantal melkkoeien voorziet in Noord-Nederland. ‘Hooguit een stabilisatie waarbij in andere regio’s van ons land een duidelijke krimp gaat plaatsvinden. Ik denk dat het best realistisch is dat in Nederland over tien jaar een paar miljard kilo melk minder wordt geproduceerd. Aan alle kanten staat de productie namelijk onder druk. Eerder afgeroomde fosfaatrechten zouden via een fosfaatbank weer terug naar de sector vloeien ten bate van jonge en grondgebonden boeren. Daar is nog nooit iets van terecht gekomen en ik denk ook dat het een zware kluif wordt dat alsnog te realiseren.’
Minste pijn
Dat melkveehouders in Noord-Nederland daarbij gemiddeld gezien beter af zijn dan collega’s in andere delen van het land, gelooft Hoekstra wel. ‘Vooral op de kleigronden blijft de meeste ruimte om melkveehouderij uit te oefenen. Om die reden kun je het Noorden, met wat gevoel voor overdrijving, wel het melkmekka van Nederland noemen. Juist ook omdat er gemiddeld gezien in het Noorden al extensiever geboerd wordt. Daarom zal een eventuele GVE-norm hier ook het minste pijn doen. Net zoals de afbouw van de derogatie, al doet die overal pijn en is de impact daarvan ook niet te onderschatten’, waarschuwt Hoekstra.