Zwitserland wordt door menig criticaster van het huidige landbouwmodel gezien als voorbeeld: meer marktregulering in combinatie met hoge subsidies en een sterke overheidsbemoeienis. Het resulteert in torenhoge opbrengstprijzen, maar net zo goed erg hoge kosten. En de kritiek uit de maatschappij? Die is vergelijkbaar of wellicht nog sterker.

Veel Zwitserse boeren kijken met spanning uit naar zondag 22 september. Op deze dag wordt een referendum gehouden dat stelt dat minimaal 30% van het totale landareaal biodivers moet worden ingericht. Aan de hand van een complexe methode is berekend dat dit percentage nu op 19% ligt. Mocht het referendum worden aangenomen dan kan de Zwitserse regering dat niet negeren. Boeren vrezen een drastische inperking van hun mogelijkheden en sterke afname van de productiviteit.

De kans lijkt reëel dat dit referendum geen meerderheid haalt. Niet in de laatste plaats omdat de agrarische lobby in Zwitserland sterk is. Onder andere doordat de landbouwsector nog altijd veel strategische posities in het parlement weet te bezetten en omdat de boeren veel sterker gezamenlijk georganiseerd zijn dan in Nederland. Van de ruim 17.000 melkveehouders is bijna iedereen aangesloten bij de landelijke melkveehoudersorganisatie.

Wie met een Nederlandse bril op door Zwitserland rijdt, verbaast zich sowieso hogelijk dat zo’n voorstel überhaupt op tafel ligt. Niet alleen kent het land veel biodiversiteit door de Alpen en de vele bossen die dat met zich meebrengt, maar ook in de valleien en de vlakkere delen zijn de percelen bijna overal veel kleiner dan in ons land. De gemiddelde bedrijfsgrootte bedraagt 22 hectare per bedrijf. En op heel veel plaatsen zie je grote en lange bloemenstroken en is het gemengde bedrijf, of in ieder geval een grotere diversiteit aan gewasteelt, duidelijk aanwezig. Kortom, voor een landbouwjournalist die door Zwitserland rijdt, ademt het land één en al biodiversiteit.

Blijkbaar is dat niet voldoende voor een deel van de Zwitserse bevolking. En eigenlijk mag dat ook geen verrassing heten. Het land kent inmiddels al jaren een vorm van ‘directe democratie’. Dat houdt in: wie minimaal 100.000 handtekeningen verzamelt, kan een voorstel inbrengen en elke stemgerechtigde kan in referenda-rondes hierover stemmen. Kritische volgers van de landbouw maken de laatste jaren gretig gebruik van deze mogelijkheid. Zo lag er twee jaar geleden het voorstel  om alle veehouderijen aan de standaarden van biologisch te conformeren. Ook mochten de Zwitsers recent reeds stemmen voor een algemeen verbod op gewasbeschermingsmiddelen. Beide voorstellen haalden geen meerderheid, maar tonen wel aan hoezeer de druk vanuit de maatschappij ook in Zwitserland aanwezig is. En dat terwijl het land echt anders met haar landbouw omgaat, zeker ook financieel gezien, dan in de Europese Unie en Nederland.

Eigen melk eerst

Een belangrijke en opvallende marktregulering in de melkveesector is dat Zwitserland een importverbod heeft op dagverse zuivel. Voor kaas is de markt wel vrij. Dat laatste is vooral omdat Zwitserse kaas, ook al kan ze op prijs eigenlijk nergens concurreren, een sterke naam heeft en hiervoor ook in de export goede marktkansen heeft. Om die marktkansen een beetje verder te stutten, compenseert de Zwitserse regering 1,60 Swiss Frank per kilo kaas die over de grens gaat. De koers van de Swiss Frank ligt momenteel iets boven de euro, dus dat is omgerekend – bij 10 kilo melk per kilo kaas – toch weer € 0,20 per kilo melk support.

‘Een fulltime hulp op boerenbedrijf verdient hier € 7.000 bruto’

En die support ligt al op een hoog niveau. De Zwitserse regering keert dit jaar zo’n € 3 miljard uit aan directe toeslagrechten. Dat komt in verschillende vormen, maar wetende dat Zwitserland nog 48.000 agrarische bedrijven kent – dat is vergelijkbaar met Nederland – betekent dat een gemiddelde uitkering van circa € 60.000 per jaar voor een bedrijf van een gemiddelde omvang van 22 hectare en 32 melkkoeien. Tel daarbij op dat, mede door de sterke marktregulering, de melkprijs op een duidelijk hoger niveau ligt.

Momenteel is dat rond de € 70 per 100 kilo voor gangbare melk. Voor biologische melk wordt ruim € 92 per 100 kilo betaald. 8% van de melkveehouders produceert biologisch. In tegenstelling tot Nederland is de prijs voor biologische melk de laatste tijd in Zwitserland verder uitgelopen op de gangbare melkprijs. Dat heeft alles te maken met een dalend aanbod door de zeer strenge regels voor biologische productie en dat sommige melkveehouders daar niet aan kunnen of willen voldoen. Zo mogen biologische melkkoeien maximaal slechts 5% krachtvoer in het rantsoen hebben en mag aangekocht voer alleen uit Zwitserland komen. Voor de melkveesector was zelfs een volledige ban ingevoerd op import van soja en andere producten uit Latijns-Amerika, maar door het erg krappe aanbod heeft de Zwitserse regering die regel tijdelijk teruggedraaid. 

Verdienvermogen thema nr. 1

Met de hoge opbrengstprijzen vanuit de markt en de hoge toeslagrechten, draaien de Zwitserse boeren dus, ondanks hun geringe omvang, relatief veel omzet. De kosten zijn echter ook hoog. ‘De gemiddelde kostprijs op een biologisch bedrijf klimt richting € 1 per kilo melk en bij gangbaar is dat 0,80 cent’, vertelt Boris Bauret uit Corban. Hij is 46 jaar en sinds vorig jaar naast melkveehouder ook voorzitter van de melkveehoudersvakbond. Op de vraag wat het hoofdthema is waar hij voor lobbyt, zegt hij zonder twijfel: het verdienvermogen op peil houden. ‘In Zwitserland rekenen we veel terug naar opbrengst per gewerkt uurloon. Dat ligt gemiddeld op melkveebedrijven op € 17. Als ik jou vertel dat het minimunloon in Genevé reeds op € 27 ligt, begrijp je wel dat er duidelijk te weinig verdiend wordt. Veruit de meeste boeren in ons land hebben dan ook een baan naast hun bedrijf.’

Melkvee de deur uit

Hetgeen Bauret schetst, heeft inderdaad z’n weerslag op veel zaken binnen de sector. Hoewel een gemiddelde werknemer op een boerenbedrijf in Zwitserland bruto € 7.000 per maand verdient, staan werknemers toch bepaald niet in de rij. Buiten de agrarische sector zijn de verdiensten én voorwaarden vaak nog beter. Hierdoor, en mede door de hoge toeslagrechten, besluiten veel melkveehouders de melkkoeien de deur uit te doen en louter vleesvee te houden. Het houden van vee of iets verbouwen blijven ze in zo’n geval, ook al is het minimaal, wel doorzetten. Want om de subsidies te ontvangen eist de Zwitserse regering dat er agrarische activiteit plaatsvindt én de bedrijfseigenaar moet verplicht een agrarische opleiding of uitgebreide cursus hebben gevolgd.

Boerenvoorman Boris Bauret: ‘Ik sta achter het Zwitserse model , maar het zet de productie wel onder druk.’

Het effect van de dalende landelijke melkproductie is echter dat de Zwitsers steeds meer moeite hebben hun zelfvoorzieningsgraad op peil te houden. Voor het totaal aan voedsel ligt dit niet hoger dan 52% en ook voor zuivel is dit in tien jaar van 116% naar 104% gedaald. ‘Dat is ook wat wij onze politici steeds proberen duidelijk te maken’, vertelt Bauret. ‘Je kunt wel overal op willen sturen als overheid, maar als de boeren stoppen met melken, zakken we de komende jaren onder de 100% en kunnen we op den duur die eis dat geconsumeerde melk in Zwitserse winkels louter in dit land geproduceerd moet worden, helemaal niet vasthouden. Bovendien is het strategisch risicovol om een steeds lagere zelfvoorzieningsgraad te hebben. Echter, soms krijg ik de indruk dat de vele rijke burgers in dit land geen idee hebben waar je over praat wanneer je dergelijke argumenten inbrengt.’

Hoge grondprijzen en strenge regels

De laatste opmerkingen van Bauret zullen veel Nederlandse boeren als herkenbaar in de oren klinken. Wie daarbij denkt dat de Zwitsers in ieder geval een voordeel hebben op het gebied van minder strenge milieu- en mestmaatregelen of goedkopere grond, komt bedrogen uit. Landbouwgrond varieert in koopprijs tussen de € 30.000 en € 200.000 per hectare en voor dat eerste bedrag koop je louter land in onherbergzame gebieden waar een snee gras maaien amper mogelijk is. Officieel zijn er per regio verschillende maximum-verkoopprijzen ingesteld, vooral omdat anders de groentetelers, die duidelijk meer marge per hectare maken dan melkvee- en vleesveehouders, te veel koopkrachtvoordeel zouden hebben. In praktijk wordt onder de tafel het verschil vaak bijgepast wat koper en verkoper onderling eens worden.

‘Nog even dan moeten we melk uit het buitenland importeren’

En Zwitserland mag dan officieel 3 GVE per hectare toestaan (2,5 GVE is ook in verschillende regio’s het maximum), hier komen veruit de meeste melkveehouders lang niet aan. Door de hoge kosten van en lagere opbrengsten in de meeste gebieden ligt de veedichtheid niet hoger dan 1,7 GVE gemiddeld per hectare. Minstens zo’n belangrijke reden daarvoor is echter de mineralenbalans die elke boer verplicht invult. De limitering op stikstof en fosfaat, die daaruit voortvloeit, houdt de veedichtheid gemiddeld ook op het niveau dat, toevallig of niet, nagenoeg gelijk ligt aan het EU-niveau.

 Discussie blijft

Zwitserland stuurt politiek duidelijk meer in welke richting de landbouw zich kan ontwikkelen en betaalt daar ook substantieel meer voor aan de boeren. Maar een hoge opbrengstprijs creëert voor de grote groep ook een hoge kostprijs en daarmee nog altijd een relatief marginaal verdienmodel. Dit zet zowel de productie als het opvolgerspotentieel onder druk. Doordat ook in het Alpenland de sector erg kapitaalintensief is, komen vergelijkbaar met ons land weinig mensen van buiten de sectorinstromen.

Het is de spiegel die Zwitserland ons en menig ander EU-land voorhoudt met haar aanpak en politiek richting de landbouw: het landschap is inderdaad biodiverser, maar marktregulering zorgt ook voor meer risico op productieverlies en een verzwakte concurrentiepositie. Net zo goed als het feit dat de discussie binnen de maatschappij blijft of de landbouw zich niet nog verder moet aanpassen. Wie pleit voor een drastische aanpassing van ons landbouwmodel, doet er om die reden goed aan zich eerst eens goed in de Zwitserse situatie te verdiepen en te kijken hoe de voor- en nadelen zich in dit land ontplooien.

 

Dit artikel verscheen mids september 2024 in magazine Agrarische Schouw. 

Veel melkveehouders houden hun melkkoeien gedurende 3 tot 4 zomermaanden op de berghellingen. Hier worden ze dag en nacht geweid en ook gemolken, om in september weer naar het land en de stal in de vallei te gaan.
Vorig artikel‘Als je nooit wat probeert, is er ook nooit succes’
Volgend artikel‘Bij alles wat we doen, tellen en rekenen we zelf’