Goede oplossingen voor het huidige lekke landbouwsysteem komen van onderen. Van bottum-up, in dit geval bodem-up. Want ze komen van boeren die heel anders met de bodem omgaan. Hun systeem zou de basis moeten worden van het beleid in Den Haag en Brussel, bepleit melkveehouder Peter Oosterhof uit het Drentse Foxwolde in dit opiniestuk.
Hop! Laatst stak ik hier de schop de grond in en een oogst van 20 dikke vette wormen. De bodem leeft en een levende bodem geeft. Hoe mooi kan het zijn! Een levende bodem slaat voedingsstoffen op en zorgt er voor dat deze weer beschikbaar komen als de plant ze nodig heeft: de bodem als een soort accu. Wormen die de bodem open houden en plantenresten verwerken tot organische stof wat leidt tot een goede waterhuishouding: de bodem als spons. Het water dat nog wel ‘weglekt’ naar het grondwater wordt door een goed werkend bodemsysteem geschoond: de bodem als filter. En de opgeslagen organische stof – plantenresten gegroeid uit de zon van dat jaar – zorgt ook nog eens voor opslag van CO2 zodat de aarde minder snel opwarmt: de bodem als thermostaat.
‘Poet-in’ van fossiele brandstof
Een gezonde bodem heeft veel minder bemesting nodig en zorgt voor een goede voeding voor planten. Maar wat maken we het de bodem en het bijbehorende leven toch lastig. Ons hedendaagse landbouw systeem is gericht op maximaal produceren. Wanneer iets niet wil groeien, voegen we iets toe of doen een bewerking. Het maakte tot dit jaar eigenlijk nooit echt veel uit hoeveel energie dit kostte. Aardgas en dieselolie was er genoeg. Maar Poetin maakt ons haarfijn duidelijk waar het zwakke punt zit van het hedendaagse productiemodel, namelijk de input/poet-in van fossiele brandstof.
Dat dit productiesysteem niet waterdicht is blijkt: er zit een verschil tussen aan- en afvoer. En met een lekke band is het slecht sturen. De maatregelen die nu worden genomen zijn allemaal gestoeld op dit lekke systeem. Ammoniak wat vervluchtigt en neer komt als stikstof. CO2 uitstoot door het gebruik van fossiele energie. Nitraat, fosfaat en residuen van gewasbeschermingsmiddelen die naar het grond- of slootwater lekken. Allemaal bijverschijnselen van een high-input-systeem. Een systeem dat wel hoge opbrengsten genereert, maar zo lek is als een mandje.
Krampachtige maatregelen
Om de schade van dit lekke systeem te beperken, worden er allerlei krampachtige maatregelen achteraf bedacht. Luchtwassers, emissiearme vloeren, 7e actie programma nitraat, Kaderrichtlijn Water, stuk voor stuk maatregelen om een lek systeem met veel input bij te sturen, maar vaak niet bevorderend voor een levende bodem. De zodebemester is een goed voorbeeld van een slechte maatregel. Bedacht om ammoniakuitstoot te voorkomen. Dus komt er een loonwerker met zwaar materiaal rijden op de kwetsbare bodem en is de planning van de loonwerker of de datum van RVO leidend. Vóór 1 of 15 september moet de put immers leeg. Maar de put legen onder gortdroge of hele drassige omstandigheden is helemaal fout. Met als gevolg bodemschade, tóch vervluchtiging én uitspoeling.
Ondertussen moeten de ‘gelekte’ mineralen wel weer worden aangevuld. Om op een verstoorde bodem voldoende groei te realiseren, zal er bovendien ook wat kunstmest bij moeten: er moet immers wel genoeg groeien om alle facturen te kunnen betalen. De aangevoerde stikstofkunstmest en krachtvoer zorgen voor een hoger eiwit in het gras en het rantsoen, wat vervolgens weer aan de basis ligt van de ammoniak- en nitraatuitstoot. Eigenlijk ook een soort kringlooplandbouw, maar dan wel de verkeerde kant op.
Gezonde bodem de oplossing
Al deze krampachtige achterafmaatregelen kosten alleen maar geld, ondernemersvrijheid en bodemvruchtbaarheid. Zelf heb ik het systeem omgegooid. We zetten in op plantdiversiteit en maximaal beweiden en ik sta versteld van wat er allemaal wel kan zonder allerlei lapmiddeltjes te gebruiken. Ga je boeren met minder input, dan ben je afhankelijk van de natuurlijke processen. Een goed werkende bodem is dan een voorwaarde en tegelijkertijd dé oplossing om verliezen te voorkomen. Er is dus ook minder ‘achterafgeregel’ nodig. Hoe mooi kan het zijn! Minder gedoe en dus kosten aan de’ achterkant geeft niet allen lucht aan het bodemleven, maar ook ruimte aan je kostenkant.
Ik hoop op een overheid die zich meer gaat richten op goede voorwaarden scheppen in plaats van verstikkende regels. Dan gaat het systeem weer werken, en worden lekken gedicht. Met een gezonde bodem heb je bijvoorbeeld ook helemaal geen bufferstroken nodig. Nu is de situatie zo: het maakt niet uit hoe je boert, met of zonder chemie, met of zonder kunstmest of veel krachtvoer, iedereen moet aan de bufferstrook. Wat een onzin!
Minder input, minder regels
‘Minder input, minder regels’, zou een mooie titel zijn voor het Landbouwakkoord waar minister Piet druk aan werkt. Wordt het daarom niet hoog tijd dat we als boeren die het al anders doen of willen niet wat meer geluid richting Den Haag laten horen? Zodat veel meer melkveehouders het roer omgooien? De bedrijfsvoering op de schop, de potentiële verliezen er uit en steek als boer dan nog eens je schop weer in de grond. Dan tref je geheid een mooie gezonde, levende, producerende, en regulerende bodem aan. Mooier kan het toch niet? Goede oplossingen komen bodem-up, van onderen dus!