Een grotere tegenstelling lijkt bijna niet mogelijk: terwijl de politiek plannen fijn slijpt om een substantieel deel van de melkveehouderij de deur te wijzen, strijdt de markt meer dan ooit om de gunst van de Nederlandse melkveehouder. Deze strijd staat natuurlijk niet helemaal los van de forse krimp van de melkveestapel. Dat is wrang voor de boeren die moeten wijken, maar een duidelijk voordeel voor de blijvers. De huidige marktontwikkelingen tonen het aan. De economische wet van vraag en aanbod doet zijn
werk.

Dat het Nederlandse product aan populariteit wint in de markt, is winst. Net als het feit
dat de huidige opbrengstprijzen voor melk en vlees inmiddels substantieel hoger liggen
dan in de afgelopen jaren. Zaligmakend is het natuurlijk niet. Allereerst al niet omdat de kosten bijna navenant meestijgen, maar ook omdat de melkveehouderij zich de komende
jaren met nieuwe uitdagingen geconfronteerd ziet. En dan doel ik niet op stikstof. Daar maakt ogenschijnlijk een groot deel van Nederland zich druk over, maar ook dat ebt weer weg. Ik doel op de dossiers CO₂ én methaan. Binnen de melkveesector wordt dat inmiddels ook wel erkend. Wetenschappers, techneuten, adviesbureaus en meerdere melkveehouders duiken er dan ook bovenop.

Grofweg zijn er onder die melkveehouders twee stromingen te ontwaren hoe hier mee om te gaan: een stroming die terecht stelt dat een lage input ook leidt tot een lage output en daarmee een lage milieu-impact. En een stroming die kiest voor technische oplossingen. Vanuit die laatste categorie is bijvoorbeeld ook de hernieuwde populariteit van mono-mestvergisters te verklaren. Met zo’n installatie is niets mis. Sterker nog, het is de moeite waard om de waarde van mest extra te benutten door er stroom en gas uit te winnen. En de installatie helpt ook nog om de methaanproductie te reduceren. Opnieuw een pluspunt. Echter, deze ‘methaan-winst’ is het grootst wanneer de installatie, en dus de veestapel, intensief gevoerd wordt. Hoge input is hoge output.

En daar begint de schoen te wringen. Want ik zie het gebeuren dat zowel de boeren die werken volgens het principe ‘lage input is lage output, als de boeren met een mono-mestvergisting en ‘hoge input is hoge output’, willen pronken met hun lage milieu-impact. En als zij het zelf niet doen, dan zijn er wel onderzoeksinstellingen zoals Wageningen UR, die het voor hen doen. Het duurt niet lang meer of de mono-mestvergistboer wordt als dé kringloopboer geframed door dit soort partijen.

Maar moet je dat willen? Ja, in dit geval wel. Melkveehouders die door lage input de kringloop op hun bedrijf sluiten, verdienen het label kringloopboer. Maar de melkveehouder die door middel van technische innovaties aantoonbaar bijdraagt aan circulariteit net zo goed. Twee totaal verschillende stromingen die binnenkort een sticker ‘ik ben kringloopboer’ opplakken. Dit kun je vreemd of onwenselijk noemen, maar het is gewoon exact hoe de steeds diverser wordende melkveesector zich ontwikkelt.

Sjoerd Hofstee

Vorig artikelWerom skeakelje net mear boeren om nei biologysk buorkjen?
Volgend artikelTijd voor nieuwe, onafhankelijke coöperatie