Lachen. Toevallig in de week dat stikstof op de agenda staat, komt het Wereld Natuur Fonds (WNF) met een rapport dat het slechter dan ooit gaat met de Nederlandse natuur op land. Sinds 1990 zijn de populaties wilde dieren in open natuurgebieden en op het boerenland gemiddeld gehalveerd. De WNF weet ook al precies wat de oorzaak is: stikstof.
Directeur Kirsten Schuijt van het WNF heeft de oplossing voor de problemen in huis: een omslag naar natuurvriendelijke kringlooplandbouw en forse investeringen in het verbinden van natuurgebieden. Volgens haar houdt de achteruitgang van de natuur namelijk gelijke tred met de schaalvergroting en intensivering in de landbouw na de Tweede Wereldoorlog. Knap hoor, dat ze dat zo stellig weet. Zelf volg ik het stikstofdossier op de voet. Ik ben bepaald niet overtuigd dat stikstof de grote veroorzaker is van de alarmerende achteruitgang van de Nederlandse natuur. Minstens zo weinig ben ik ervan overtuigd dat landbouw de grote boosdoener is op gebied van stikstof.
Onderzoeksjournalist Geesje Rotgers, die ik hoog heb zitten omdat ze louter artikelen maakt op basis van harde feiten, kwam vorige week op basis van de RIVM-modellen – in elk geval tot 20 februari nog het wetenschappelijk instituut dat weet hoe de vork in de steel zit – met de conclusie dat zelfs als alle koeien weg zijn uit Nederland, er geen auto meer op de weg rijdt, elke fabriek is gesloten en de laatste mens geëmigreerd de stikstofnormen in talrijke natuurgebieden nóg worden overschreden. Dé stikstofdeskundige van Nederland, Jan Willem Erisman, bevestigde op Radio 1 dat dit een juiste conclusie is. Deze feiten werden vreemd genoeg niet breeduit uitgemeten in de media. Is toch vreemd, dat je als regering vergaande stikstofmaatregelen gaat treffen terwijl je van tevoren eigenlijk al weet dat het helemaal niks gaat helpen.
De conclusie van Rotgers dat ‘de stikstofnormen die ons kabinet stelt voor veel gebieden wellicht passend waren voor het Nederland van 1950, maar geen rekening houden met de wereld van 2020’ is wat mij betreft de spijker op z’n kop. In een toelichting geeft ze aan dat als alle door de Nederlandse regering beïnvloedbare factoren weggenomen worden, er altijd stikstofneerslag overblijft vanuit het buitenland, vanaf zee, vanuit de natuur zelf en vanuit onbekende bronnen.
Om nog even terug te gaan naar de alarmerende conclusie van het WNF: toen het vorige rapport van deze organisatie verscheen ging het aanzienlijk beter met de natuur. Terwijl de stikstofuitstoot uit de landbouw toen aanzienlijk groter was dan nu. Sinds 1990 zijn er miljoenen mensen, wegen en industrieën bijgekomen, terwijl het aantal dieren flink is afgenomen. Toch priemen de meeste vingers nog steeds richting de boeren. Is er in het Nederlandse kabinet nu niemand met een gezond stukje boerenverstand die gewoon durft te zeggen dat we het gewoon niet zo goed weten met z’n allen? Zeg gewoon eerlijk dat er geen mens in Nederland is die weet wat stikstof nu eigenlijk doet met de natuur. Dan laat ik de vraag wat de definitie van natuur is nog maar even buiten beschouwing. Dat maakt zaken namelijk nog veel ingewikkelder.
Twintig experts op gebied van stikstof deden deze week in weekblad Boerderij een poging toe te lichten hoe funest stikstof is voor ecosystemen. Ze wijzen erop dat er twee stikstofverbindingen zijn die mensen in de lucht brengen – ammoniak (NH3) uit de veehouderij en stikstofoxiden (NO en NO2) uit het verkeer en de industrie. En dat beïnvloedt de natuur nadelig. Ik geloof hun direct. Maar is het dan ook niet aannemelijk dat bij steeds meer mensen, meer asfalt, meer beton, meer woningen, meer autoverkeer en meer vliegverkeer de stikstofuitstoot toeneemt? Landbouwhuisdieren zullen ongetwijfeld hun bijdrage ook hebben. Maar hun aantal is, in tegenstelling tot al die andere factoren, behoorlijk afgenomen. Waarom dan toch elke keer dat wijzen naar de boeren?