Us Mem in Leeuwarden viert dit jaar haar 70e verjaardag. Het bronzen standbeeld van de ideale Friese koe was in 1954 een eerbetoon aan de welvaart die ze ons bracht. Us Mem stond symbool voor het land van melk en honing, dat na de Tweede Wereldoorlog in volle opbouw was. Het was de tijd dat burgers nog trots waren op de koe, die zó hoorde bij ons waterrijke land met molens, tulpen, greppels en slootjes. Goh, wat verafgoodden we de lobbes, die het eiwitrijke gras in de Nederlandse delta omzette in melk, boter, kaas én stieren, die voor goed geld de wereld over gingen.
Hoe anders is het nu. Nota bene op haar 70e verjaardag wordt Us Mem – lees de koe als nationale trots – nog net niet helemaal het land uitgebonjourd, Maar veel scheelt het niet meer. Hoe heeft het zover kunnen komen? Met de komst van Sicco Mansholt professionaliseerde de landbouw in razendsnel tempo. Het leidde tot een melkveehouderij met grote, efficiënte bedrijven. De opvolgers van Us Mem werden ‘bonkiger’, melktypische koeien met amper vlees op de botten. Kunstmest en intensivering verdreven de kruiden en vogels uit het weiland, koeien bleven steeds vaker op stal en er kwam zoveel melk dat het leidde tot boterbergen en discussies over de druk van de veehouderij op het leefmilieu en het landschap.
De melkquotering zette in 1984 een rem op verdere overproductie. Maar toen die er in 2015 weer af ging, werd dat door de sector gevierd als bevrijdingsdag. Opnieuw zou Nederland de hele wereld wel even van melk voorzien. Omdat dat hier, op dit land en met dit klimaat, nu eenmaal zo goed kon. Wijze mensen die waarschuwden voor het overspelen van de hand en pleitten voor grondgebondenheid of andere vormen van zelfregulering, werden overstemd door de groeiprofeten. De melkveehouderij werd steeds meer een hoogwaardig technisch gebeuren, met dure stallen, dure trekkers, duur krachtvoer, dure toevoegmiddelen, dure systemen. Eentje die voortdurend de grenzen opzocht en die grenzen met kwaadwillende mestsjoemelaars te vaak ook overschreed.
Die melkveehouderij wordt door Europa, Den Haag én een groeiend aantal mensen van buiten de landbouw niet meer geaccepteerd. Hoe plausibel de argumenten vanuit de sector ook zijn – dat stikstof vooral een papieren probleem is, dat het voor de waterkwaliteit averechts werkt om de derogatie eraf te gooien, dat we de milieudruk technisch een heel eind kunnen oplossen – ze beantwoorden niet die ene grote vraag: waarom moet uitgerekend in een van de dichtstbevolkte landen ter wereld zóveel melk worden geproduceerd? Kan het niet een, liever twee onsjes minder? Een klein beetje terug naar de tijd van Us Mem, met minder bonkige koeien, meer kruiden en vogels in het land?
Te lang dachten we het tij wel te kunnen keren met imago van de koe. Te lang was het schouderophalen bij herhaalde waarschuwingen uit Brussel dat Nederland wat moest doen aan de hoge veedichtheid met bijbehorende mestproductie. En nu ontploft de bom recht in het gezicht van de sector. Tot voor kort gezonde en moderne melkveebedrijven vallen om als gevolg van torenhoge mestafzetkosten. Het dreigt een diep gat te slaan in de melkveehouderij. Alle kopstukken zijn van stal gehaald om met een noodplan de tent te redden. Het is van eminent belang om als sector dit plan eensgezind op te pakken en daarna de stap te zetten naar een maatschappelijk geaccepteerde omvang. Anders is Us Mem straks definitief vergane glorie.