De melkveehouderij in Nederland zit krap bij kas. Steeds meer bedrijven hebben moeite om bij een melkprijs van 36 cent, waar veel boeren dit jaar op uitkomen, alle rekeningen betaald te krijgen. Waar moet dat heen?
Nu het tegen het einde van het jaar loopt, hebben de accountants het druk. Boekhoudingen moeten klaar en een groeiend aantal melkveehouders vraagt extra zorg omdat ze onder curatele van de afdeling bijzonder beheer van de bank zijn gekomen. Zonder getallen
te noemen constateert Marijn Dekkers van de Rabobank dat het aantal boeren in bijzonder beheer sinds het einde van de melkquotering hoger is dan de jaren daarvoor. ‘Niet dat dit aantal dit jaar specifiek is toegenomen. Wel zien we dat nu de melkprijs in 2019 weer wat lager uitkomt meer boeren moeite hebben met het betalen van de rekeningen. Terwijl de melkprijs al drie jaar redelijk stabiel is, op of boven het niveau van 36 cent waarmee we
rekenen in langjarige begrotingen bij financiering.’
Kostprijs stijgt
De belangrijkste reden dat melkveehouders in deze situatie terecht komen, is dat de kostprijs in Nederland maar blijft stijgen. In de afgelopen vijf jaar zakte de Nederlandse melkveehouderij qua kostprijs van de middenmoot naar de laatste plaats. Melkveehouder Henk Schoonvelde uit Koekange, voorzitter van de Nederlandse afdeling van de European Dairy Farmers (EDF), een club Europese boeren die zich bezig houdt met economisch gezond boeren, geeft aan waar de pijn zit. ‘Een gemiddeld Europees melkveebedrijf
heeft een melkprijs nodig van 32 cent om break-even te draaien. Dat is de opbrengstprijs van de melk waarbij alle kosten, verplichtingen en privé-uitgaven zijn te betalen. Van al het melkgeld boven deze prijs kun je een boot kopen, meer grond of het op de bank zetten.
In Nederland gaat dat de meeste melkveebedrijven niet lukken, omdat onze kritieke opbrengstprijs in vijf jaar tijd is gestegen van 33 naar 38 cent. Collega-melkveehouders in andere landen vragen zich dan ook serieus af hoe Nederland gaat overleven in het
Europese speelveld.’
Ook agrarisch bedrijfsadviseur Arend Hoekstra van Van der Veen & Kromhout ziet dat boeren bij de huidige melkprijs moeite hebben om de rekeningen betaald te krijgen. ‘En dat is gezien het gestegen niveau van de gestegen
RFC 3 cent boven A-ware
Uit de melkprijsvergelijking van weekblad Boerderij blijkt dat
FrieslandCampina over 2019 waarschijnlijk zo’n 3 cent meer gaat betalen dan A-ware. De kale melkprijs van A-ware – dus zonder toeslagen – over heel 2019 komt uit op 32,57 cent per kilo melk exclusief btw. De kale melkprijs
van FrieslandCampina over 2019 bedraagt 35,12 cent, een verschil van 2,55 cent per kilo melk. Bij FrieslandCampina komt er normaal gesproken nog een nabetaling bij. De verwachting is dat die vergelijkbaar is met de
0,59 cent over 2018, waarmee het verschil met A-ware zou uitkomen op ruim 3 cent. Boerderij keek ook naar de hoogst haalbare melkprijs van beide fabrieken. De A-ware melkveehouder die alle plussen meepakt komt uit op 37,32 cent per kilo melk. Bij FrieslandCampina is dat 37,62 cent per kilo melk, exclusief de nabetaling. A-ware betaalt in vergelijking met 2018 dit jaar gemiddeld zo’n 2,5 cent per kilo melk minder uit. De voorschotmelkprijs van
FrieslandCampina ligt 0,76 cent per kilo melk lager dan in 2018.
RFC 3 cent boven A-ware
break-even melkprijs dus niet zo vreemd. Terwijl het nog niet heel lang geleden is dat veel melkveebedrijven met 32 cent wel uit de voeten konden.’
Aan infuus melkprijs RFC
Schoonvelde stelde eerder dit jaar in zijn column in vakblad Boerderij het volgende: ‘De sector heeft de laatste jaren aan het infuus gelegen van de bovengemiddelde melkprijs van FrieslandCampina. Goede posities, geluk en handelsgeest in onder andere China en Nigeria brachten een plus van een 3 à 4 cent ten opzichte van onze Europese collega‘s. Maar nu lijkt ook dat feestje voorbij en rijst de vraag: hoe nu verder?’
Iets doen aan de kostprijs lijkt een
logisch antwoord, maar de vraag is hoeveel daarop nog kan worden bespaard. De kostprijs is namelijk
niet zo maar gestegen. Nederlandse melkveehouders bouwen door de strenge regelgeving duur in vergelijking met andere landen. Logisch, als je
verplicht bent peperdure vloeren neer te leggen om ammoniakuitstoot te beteugelen. Daar komt bij dat
er bij nieuwbouw doorgaans wordt gekozen voor een hoge mate van automatisering. Arbeid is niet alleen
duur, maar een melker is ook steeds moeilijker te vinden. ‘Een andere reden voor de moeizame situatie op melkveebedrijven is dat er rondom het einde van de melkquotering enorm is geïnvesteerd in extra stalruimte. Door de komst van de fosfaatwetgeving
zijn lang niet alle stalplaatsen bezet’, stelt Hoekstra. Zo hebben niet grondgebonden
bedrijven die een korting kregen van 8,3 procent op hun fosfaatrechten deze lang niet allemaal al weer opgevuld.
‘En die extra melk komen veel bedrijven nu net tekort om
alles financieel rond te zetten.’ Dekkers ziet dit ook: ‘De korting op fosfaat zorgt voor minder omzet bij gelijkblijvende of iets stijgende kosten.’ Kosten verdunnen lastig
De stijging van vaste kosten jaagt Nederlandse melkveehouders naar schaalvergroting: meer liters melk produceren om de kosten te verdunnen.
‘KRITIEKE
OPBRENGSTPRIJS IN
NEDERLAND IN VIER
JAAR VAN 33 NAAR
38 CENT’
Juist dit wordt steeds moeilijker in Nederland omdat hiervoor productierechten en vaak ook grond nodig is. Fosfaatrechten zijn duur, grond is schaars. Bovendien betekent meer melken ook meer krachtvoer. Uit de bedrijfseconomische cijfers van Van der Veen & Kromhout blijkt dat ook: de voerkosten verdubbelden in vijftien jaar tijd en onderstrepen de melkdrift van Nederlandse melkveehouders. Naast de voerkosten zijn ook andere directe kosten gestegen. ‘Brandstof, machines en loonwerk, het is allemaal een stuk duurder geworden’, merkt Hoekstra in de cijfers.
Sector zit klem
Het gevolg van dit alles is dat Nederland op alle fronten klem zit en langzaam maar zeker op achterstand raakt. EDF-voorzitter Henk Schoonvelde: ‘In verschillende landen zie je grote, professioneel geleide bedrijven ontstaan die voor een break-even melkprijs van 30 cent grote plassen melk kunnen leveren.’
Hij karakteriseert deze bedrijven als: verdunnen van kosten door schaalgroei, strak gemanaged, opgeruimd, hoog dierwelzijn en scherpe kostprijs. ‘Dit zijn toekomstbestendige bedrijven die de productie jaarlijks opvoeren. In Nederland wordt het door de voornoemde factoren voor ondernemers steeds lastiger om dit soort bedrijven te realiseren. Met als extra nadeel dat de Europese melkprijs ook niet gaat stijgen. Een economische wetmatigheid is namelijk dat de melkprijs altijd in de buurt blijft van de
laagste kostprijs.’
Wat blijft er dan wel over voor de Nederlandse melkveehouderij in het politieke sentiment van biodiversiteit, klimaat en extensivering? Marijn Dekkers stelt dat melkveebedrijven niet
zoveel knoppen hebben waaraan ze kunnen draaien. ‘De sector kenmerkt zich door dunne marges, een hoge kostprijs en langlopende financieringen.’
Toch is hij niet pessimistisch over de toekomst. ‘Ik erken dat de uitdaging voor melkveehouders in het huidige ondernemersklimaat in Nederland behoorlijk zijn. Maar de vooruitzichten voor zuivel zijn goed en er staat een goed geautomatiseerde sector met
moderne gebouwen, met ondernemers die volop met duurzaamheid bezig zijn en een zuivel die Europees bovengemiddeld presteert.’
Plusjes in markt pakken
Ook Hoekstra ziet nog genoeg kansen. ‘Een toenemend aantal melkveebedrijven kiest de strategie van niet groeien maar het bedrijf optimaliseren en zo inrichten dat je de plusjes in
de markt zoveel mogelijk probeert mee te pakken. Dat betekent bij de melkfabriek proberen aan te sluiten bij een melkstroom met een plus, zorgen dat je in de kwaliteitsprogramma’s bij de beste 25 procent probeert te komen en goed om je heen blijven kijken waar nog meer plussen te verdienen zijn.’
Dekkers beaamt dat. ‘In de sector leeft de ambitie om met gestapelde beloningen – banken, zuivelbedrijven, waterschappen, provincies, rijk, Europa- duurzame maatregelen te belonen. Dit kan de komende jaren een steun in de rug zijn voor het rendement van de
Nederlandse melkveehouders.’
Hoekstra: ‘Als je daar als boer een beetje slim op probeert in te spelen, kan het mes aan twee kanten gaan snijden: minder kosten en een hogere opbrengst.’