De onderwerpen CO²-emissies en methaanreductie zijn ‘hot’ in de melkveehouderij. Initiatieven ontplooien zich en de zuivel zegt zich hard te maken voor het terugdringen van broeikasgassen. Beloningen in de melkprijs richten zich echter op twijfelachtige technische oplossingen. Waar blijft de beloning voor de inzet op betere microbiologie dat meewerkt aan minder methaan- en CO²-uitstoot?
De landbouwsector moet in 2030 minstens 3,5 megaton (3,5 miljard kilo) minder broeikasgassen uitstoten. 1,5 megaton moet de veehouderij voor haar rekening nemen. Dit is conform het klimaatakkoord van Parijs. Op een onlangs door de NMV georganiseerde bijeenkomst Koe & Klimaat in Nijkerk legde onderzoeker Jerry van Dijk van het Copernicusinstituut voor duurzame ontwikkeling, onderdeel van de Universiteit Utrecht, de vinger op de zere plek.
Van Dijk onderzocht wat er nu en de komende jaren aan reductie vanuit de melkveehouderij mag worden verwacht en stelt dat op het gebied van methaan, lachgas en CO² te weinig meters worden gemaakt om de doelstellingen van het klimaatakkoord van Parijs te halen.
Van Dijk rekende voor dat de gemiddelde broeikasgasuitstoot van Nederlandse melk tussen 2008 en 2016 daalde van 1,24 kilo CO2-equivalenten per kilo melk naar 1,15 kilo. De totale uitstoot nam echter toe door een hogere melkproductie per koe en een toename van het aantal koeien. De onderzoeker stelt daarbij dat om de klimaatdoelstellingen te halen de uitstoot per kilo melk omlaag moet naar 0,98 kilo.
Minder koeien helpt niet
Een andere optie is om in Nederland fors minder koeien en ander vee te gaan houden. De beperking daarvan is echter onder andere dat Nederland wellicht daarmee de doelen haalt, maar dat minder dieren in Nederland niet per definitie betekent dat er wereldwijd minder dieren worden gehouden. Daar komt bij dat dieren mest produceren waar landbouwgrond mee opgewaardeerd wordt. In Nederland mogen we meer dan voldoende mest hebben, op de meeste plaatsen in de wereld is het tekort aan mest en haar waardevolle stoffen juist de beperking voor de voedselproductie. Gevolg: er wordt meer en meer kunstmest over de wereld gesleept. Nu heeft kunstmest zeker ook positieve eigenschappen, maar als er iets niet helpt om de methaan- en CO- emissie te verlagen dan is het wel meer kunstmest produceren en gebruiken.
Sectorstructuur op de kop
Om echt te verduurzamen is volgens Van Dijk daarom een volledige transformatie van de hele melkveesector nodig. Al decennia lang wordt het namelijk jaarlijks duurder om koeien te melken, maar de melkprijs bleef die hele periode gemiddeld rond hetzelfde niveau. Wie dus dezelfde marges wil halen op z’n melkveebedrijf, ziet zich gedwongen om mee te gaan in schaalvergroting. En juist die beweging zet druk op het milieu, het landschap en het klimaat. Van Dijk bepleit daarom logischerwijs dat de melkprijs duidelijk structureel omhoog moet voor melkveehouders om echt het roer om te kunnen gooien.Een mooi streven, maar ontzettend lastig. Het hele Nederlandse systeem is namelijk ook decennialang gebouwd op efficiëntie en kostprijsverlaging. Banken, bedrijven en overheid zetten daar nog altijd op in. Op basis van dat systeem wordt er geld verdiend aan de melkveehouderij, logisch dus dat dat niet zomaar omdraait.
Inefficiënte vergisters
Dat een snelle switch van een heel systeem niet mogelijk is, betekent niet dat er geen stappen kunnen worden gezet. Ook Van Dijk stelde dat zuivelfabrieken die inzetten op CO²- en methaan-arme melk, best een knappe meerprijs uit de markt kunnen halen. Waarschijnlijk nu al, maar zeker de komende jaren.
En onder druk van de klimaatafspraken wordt er nu ook door zuivelfabrieken bewogen. FrieslandCampina zet daarbij nog altijd vooral in op mono-mestvergisting. Je hoort er de laatste tijd veel minder over, maar stilletjes loopt het project door. De investering van de installaties neemt FrieslandCampina voor haar rekening en de zuivelonderneming betaalt een CO² reductie toeslag, bovenop de SDE subsidie, waarvoor de overheid € 150 miljoen beschikbaar heeft gesteld. De monovergisters worden verleasd met een termijn van twaalf jaar, die overeenkomt met het subsidietraject.
De inzet van FrieslandCampina richt zich dus vooral op de reductie van broeikasgassen via vergisting. Daarop wordt ook de subsidie verstrekt. Die inzet is vreemd. Verschillende experts trekken de mono-vergister als ‘emissie-remmer’ namelijk ernstig in twijfel. Kort gezegd komt het hier op neer: hoe efficiënter de koe haar voer benut, hoe minder energie er in de mest zit. Energie die er niet in zit, kan de mono-vergister er ook niet uithalen. Efficiënte koeien en een renderende mono-mestvergister gaan dus niet samen.De energie die de vergister wel uit de mest haalt, verdwijnt niet alleen uit de mest maar ook uit de kringloop: het komt niet ten goede aan het land en daarmee ook niet aan het ruwvoer. Dat betekent dat er meer krachtvoer in de koe moet voor dezelfde melkproductie. Die aanvoer van krachtvoer betekent het paard achter de wagen spannen wat betreft reductie van emissies.Voor intensievere melkveebedrijven kan zo’n vergister wellicht nog passend zijn, maar de werking staat daarmee haaks op de roep naar meer grondgebondenheid en minder kunstmestgebruik.
Inzet op microbiologie
Voor de categorie boeren die te weinig koeien melkt voor een mono-mestvergister, niet intensief genoeg is of er geen heil in ziet, zijn er nu ook al voer-en mestmaatregelen die de uitstoot van emissie tegengaan, en veel minder geld kosten.
Een efficiënte veestapel zorgt voor een onrendabele mono-mestvergister
Denk bijvoorbeeld aan mestbehandeling. Een middel als AgriMestmix van Rinagro kreeg begin dit jaar een Europees octrooi voor bewezen methaan- en ammoniakreductie in de stal. Boeren die het gebruiken, krijgen geen duurzaamheidstoeslag van FrieslandCampina zoals bij de mono-mestvergister wel het geval is. Die boeren vragen er zelf ook nog amper of niet naar. Dat geldt net zo goed voor de boeren die echt gericht via het voer aan methaanreductie werken. Met de opkomst van duurzame zuivellijnen bij verschillende melkfabrieken, mag je toch verwachten dat hier inmiddels serieus naar wordt gekeken.
Aan de inzet van een groeiende groep melkveehouders ligt het niet. Zij zijn inmiddels meer en meer bezig met het thema emissies reduceren. Het besef daalt in dat een betere microbiologie in de bodem een beter bedrijfsresultaat bewerkstelligt. Dergelijke inzet versterkt de natuurlijke kringloop echt, met als bijvangst minder methaan- en CO²-uitstoot.Het besef dat de resultaten van die inzet ook beloond kunnen worden, moet nog groeien. Er is zodanig niet alleen nog een wereld te winnen op het terrein van vermindering van broeikasemissies, maar ook op het terrein van overtuiging richting zuivelonderneming en consument welke inzet echt loont en beloond dient te worden.