Hoge mestafzetkosten zijn niet langer een dreiging, maar een feit op de meeste melkveebedrijven. Wat is financieel nu het meest aantrekkelijk: meer grond onder het bedrijf zetten, minder vee houden of gewoon de mest afvoeren en betalen? En valt er qua efficiëntie misschien nog iets te winnen?

De berekeningen van het Friese accountantskantoor Van der Veen & Kromhout (zie tabel 1) laten aan duidelijkheid niks te wensen over. De afbouw van de derogatie gaat melkveehouders pijn doen. Een melkveebedrijf met 120 koeien, 36 pinken, 36 kalveren, een productie van 9.000 kilo melk per koe, ruim een miljoen kilogram melk in totaal en 74 hectare grond betaalt dit jaar € 11.500 meer aan mestafzetkosten en extra aanvoer van kunstmest dan in voorgaande jaren. Volgend jaar is dat verschil al opgelopen naar bijna € 30.000 en in 2026 moet er ruim € 48.000 meer worden betaald, uitgaande van een prijs van € 30 per kuub. ‘Mestafzet als gevolg van het vervallen van derogatie dreigt het gemiddelde melkveebedrijf een compleet gezinsinkomen te gaan kosten’, stelt Henk Visser, bedrijfsadviseur bij Van der Veen & Kromhout.

Van € 8 naar € 30 per kuub

Al het hele voorjaar is sprake van een overspannen mestmarkt. In 2023 viel de mestafzet al tegen door het natte voorjaar, dit jaar is dat in verhevigde mate het geval. Hier bovenop komt de afbouw van derogatie, die, afhankelijk van het gebied, in de jaren 2023 tot en met 2026 stapsgewijs wordt afgebouwd van 250 of 230 kilo stikstof uit dierlijke mest naar 170 kilo per hectare. In de met nutriënten verontreinigde gebieden (NV-gebieden), zo’n 60 procent van het areaal, worden de normen versneld verlaagd. Daarnaast speelt met ingang van dit jaar ook het verbod op bemesting van bufferstroken langs waterlopen. Dit alles zorgt ervoor dat prijzen voor mestafzet de pan uitrijzen. Vorig jaar betaalden melkveehouders gemiddeld nog ruim onder de € 10 per kuub voor mestafvoer. Ook waren er nog melkveehouders die mest konden laten aanvoeren. Nu moet vrijwel elke melkveehouder mest afvoeren en tikken de tarieven veelvuldig de € 30 per kuub aan.

Dat de mestafzetkosten bij de huidige Europese en Haagse regels hoog zijn en alleen maar hoger worden, is een feit, stelt Visser. Samen met zijn collega’s Arend Hoekstra en Anne van Eijden berekende hij wat financieel nu de minste pijn doet aan melkveehouders: mest afvoeren, grond aankopen, grond pachten of minder koeien gaan melken? Tabel 2 maakt duidelijk dat het domweg afvoeren van de mest financieel het minste pijn doet. Daarna volgen pacht, aankoop van grond en het houden van minder koeien. Visser: ‘Van de aankoop van grond kun je nog zeggen dat het een investering in de toekomst is, met diverse voordelen. Maar voor de liquiditeit is het geen goede optie.’

Visser verbaast zich erover dat nog steeds niet bij alle melkveehouders de urgentie van de situatie is doorgedrongen. ‘Een aantal melkveehouders zit nog steeds in de modus dat het wel wat zal meevallen. Als ik dan deze berekeningen laat zien, schrikken ze: ‘O bliksem, ik moet toch maar eens even kijken’, is dan het antwoord. Terwijl die urgentie er nu zo langzamerhand toch wel zou moeten zijn.’ 

Meer melk per koe

Het natte voorjaar bemoeilijkt zowel het bemesten van eigen grond bij melkveehouders als de afzetmogelijkheden richting akkerbouwers.

Dat van de vier opties minder koeien gaan melken als minst interessante uit de bus komt, wekt enige verbazing. Juist omdat Van der Veen & Kromhout in december 2022 in dit magazine nog stelde dat minderen in aantal koeien bij afbouw van derogatie voor een aantal melkveehouders wel degelijke een interessante optie kan zijn. Visser: ‘Dit geldt vooral voor bedrijven met een oude stal met overbezetting. Of voor een bedrijf waar arbeid de beperkende factor is. Die bedrijven draaien daardoor een te laag saldo per kilo melk en dat kun je dan verbeteren door minder koeien te gaan melken. Maar als je saldo op een goed niveau zit, is minderen inkoeien, zonder de productie per koe te verhogen, niet een weg die we aanbevelen.’

‘Besef van urgentie moet er nu toch echt wel zijn’

Stel nu dat je minder koeien combineert met een verhoging van de melkproductie per koe? Is dat een weg wellicht? ‘Een strategie kan zijn om de melkproductie per koe op het voorbeeldbedrijf te verhogen van 9.000 naar 10.500 kilogram melk per koe en het aantal koeien op het bedrijf te verminderen van 120 naar 103 stuks. Het aantal pinken brengt je terug naar 31 en het aantal kalveren. Die strategie scheelt een melkveebedrijf jaarlijks zo’n € 10.000 aan kosten ten opzichte van de eerder genoemde situatie met 120 koeien’, rekent Visser voor. Ja dus.

Min of meer hetzelfde geldt voor de optie om alleen te snijden in het jongvee: dus niet 36 pinken en 36 kalveren aanhouden, maar slechts 24 pinken en 24 kalveren. ‘Ook daarmee bespaar je zo’n € 10.000 per jaar aan kosten voor mestafzet en aanvoer van kunstmest.’ Visser plaatst echter wel een kanttekening. ‘Veel melkveehouders hebben dat instrument al ingezet na invoering van de fosfaatrechten. Echt veel rek zit daar op de meeste bedrijven niet meer in.’

Realiseren van 10% BEX-voordeel

Sinds 2006 kunnen melkveehouders in Nederland gebruik maken van de Bedrijfsspecifieke Excretie (BEX). Hiermee kan worden aangetoond dat de excretie van stikstof en fosfaat door de veestapel afwijkt van de forfaitaire norm. Is deze bedrijfsspecifieke excretie lager dan de forfaitaire productie, dan spreekt men van een BEX-voordeel. Daarbij is het toegestaan om deze bedrijfsspecifieke excretie hanteren in de mestboekhouding. Voor bedrijven die niet alle geproduceerde mest op eigen grond mogen plaatsen, kan dit uitkomst bieden, omdat zij hierdoor minder mest hoeven af te voeren. Van der Veen & Kromhout rekende uit wat een BEX-voordeel van 10% scheelt aan mestafzet en de uitkomst, vertelt dat dit best de moeite waard is: zo’n € 15.000 op jaarbasis. ‘Ten opzichte van een hogere melkproductie per koe in combinatie met minder koeien óf minder jongvee aanhouden, is het realiseren van een BEX-voordeel dus duidelijk het meest aantrekkelijk’, concludeert Visser.

Sturen op lager ureum

Een BEX-voordeel kan worden gehaald door efficiënter te voeren, bijvoorbeeld door gras meer naar behoefte te gaan bemesten, waardoor er geen overmaat aan eiwit in het gras aanwezig is, wat leidt tot een lagere stikstofexcretie. Daarnaast kun je als veehouder bewust krachtvoer kiezen met minder eiwit, wat ook leidt tot een BEX- voordeel. Sturen op een lager ureumgehalte in de melk kan echt helpen om geld te besparen’, concludeert Visser. Andere opties om te besparen op mestafzetkosten zijn investeren in mestverwerking of de samenwerking aangaan met akkerbouwers. ‘Maar wil of kun je dat niet, dan is sturen op BEX-voordeel een interessante optie om geld te besparen.’

Vorig artikel‘Klopt de basis, dan komt de melkproductie vanzelf’
Volgend artikel‘Een systeem voor domme boeren, maar het loont wel’