Mest- en bodemverbeteraars met een hoog koolstofgehalte worden aanbevolen voor verrijking van het bodemleven. Of dat echt zoden aan de dijk zet, is nog maar de vraag. Zo blijkt tenminste uit onderzoek van Wageningen UR op drie proeflocaties dat inmiddels drie jaar loopt. Hieruit komt naar voren dat de meeste bodemverbeteraars de N-benutting meer remmen dan stimuleren.
Organische reststromen uit landbouw, natuur en huishoudens toepassen in de landbouw sluit mooi aan bij de kringloopvisie, maar het brengt ook een nadeel met zich mee: immobilisatie van stikstof en andere voedingselementen. Met andere woorden: de stikstof (N) benutting neemt af omdat de bodem, ofwel de micro-organismen daarin, dit opslaat. Wageningse onderzoekers buigen zich erover binnen het Kennisprogramma Circulair Terreinbeheer. Zij onderzoeken de uitwerking van toevoeging met bokashi en verschillende typen compost op landbouwbodems.
De eerste jaren, 2021, 2022 en 2023 werd dat gedaan op maisgrond, sinds dit jaar gebeurt dat ook op aardappelpercelen. In hun tussenrapportage, gericht op praktijkproeven in 2022, melden de onderzoekers een toename van het positieve bodemleven door toevoegen van organische stof. Onder andere rapporteren zij dat er een toename is van bacterie-etende aaltjes met een korte generatietijd als gevolg van een verhoogd voedselaanbod. ‘Dat maakt ook dat daardoor organische stof makkelijker verteerd kan worden, wat weer kan leiden tot een versneld vrijkomen van nutriënten uit organische stof. Dit laatste is overigens nog niet experimenteel vastgesteld’, zo valt te lezen in de tussenrapportage van vorig jaar.
‘Behandelde mest verdient voorrang’
Dat laatste is belangrijk. Navraag leert namelijk dat dit effect in deze studie – die op 60 praktijklocaties plaatsvindt, maar vooral en uitgebreider op drie proeflocaties – nog steeds niet of slechts in zeer geringe mate optreedt. Over de eventuele positieve effecten op de bodem qua waterberging en -doorlaatbaarheid is vanuit dit onderzoek nog te weinig bekend om een duidelijk beeld te laten zien, maar dat geldt wel voor de N-benutting. Op de drie proeflocaties, te weten Lelystad (kalkrijke klei), Vredepeel (zand) en De Marke (zand), komt duidelijk naar voren dat bokashi en compost eerder een duidelijk remmend effect hebben op de N-benutting door het gewas dan dat het stimuleert.
Joop Spijker, werkzaam bij Wageningen University en Research en vanaf het begin betrokken bij het onderzoek, bevestigt deze uitkomsten. ‘De stikstof uit deze producten komt inderdaad laat en traag vrij. Dat beeld is het sterkst bij bokashi met een hoge C/N-verhouding. Pas na drie jaar zien we enig effect van N-benutting door de planten bij toevoeging van dit product op de bodem. Het klopt ook dat hier een relatie ligt met hoge koolstofgehalten. De hoge C/N-verhouding zorgt voor immobilisatie. De boeren die wij spreken en meedraaien binnen de pilots zijn desalniettemin positief gestemd over het gebruik van bodemverbeteraars uit restmateriaal. Zij benutten de producten namelijk niet voor de N-benutting, hiervoor bemesten ze bij met dierlijke mest en/of kunstmest, maar voor het op peil houden of uitbreiden van het organische stofgehalte in de bodem. Om hiermee wellicht ook de bodemgezondheid en waterbergend vermogen van de bodem te verbeteren. Momenteel richten we ons binnen dit onderzoek er ook meer op om laatstgenoemde effecten beter in beeld te krijgen. Het lijkt er op dat van verbeteringen op die vlakken wel iets mag worden verwacht, maar dat gaat hooguit met kleine stapjes.’
Uitzondering
Terug naar de koolstof en stikstof. Beide zijn wel degelijk aanwezig in bokashi en de compostsoorten die in de proef meedraaien. Sterker nog, de C/N-verhouding is dus hoog en door verschillende adviseurs wordt dat ook betiteld als positief. Het hoge koolstofgehalte remt echter de N-benutting voor het gewas. Uit het onderzoek valt daarbij het maaisel dat met Compost-O bacteriën bewerkt is op. Als enige laat dit product in 2022, getest op de drie proeflocaties, een positieve N-benutting van gemiddeld 14% zien. Compost-O is een product van Rinagro.
Rinze Joustra van dit bedrijf stelt dat de verklaring voor de afwijkende werking met Compost-O komt doordat die bacteriën het tegenovergestelde doen van wat we ‘normaal’ waarnemen met mest, compost of bokashi. ‘Ze verteren koolstofrijke organische stof, zonder dat de stikstof de lucht ingaat. Zonder dat veel mensen het weten, werkt het hele huidige proces onder anaerobe (zuurstofarme) omstandigheden. De bacteriën die wij ontdekt hebben en benutten doen dat niet en schakelen die andere bacteriën in mest of maaiselresten binnen een week juist uit. Daardoor komt in het groeiseizoen meer stikstof vrij in een vorm die de plant kan opnemen.’
Volgens Joustra verklaart dit proces de productieplus in de proeven met mais op zandgrond met toegevoegde Compost-O. De planten zijn in de proeven hoger, de biomassaproductie springt eruit in de proeven en de beschikbaarheid van borium, magnesium en fosfaat is hoog. ‘Wij zien dit in de praktijk al jaren, maar het is mooi dat dit onderzoek dat beeld nu ook bevestigt.’
Joop Spijker vertelt desgevraagd dat de opvallende uitkomsten van het met Compost-O bewerkte maaisel in de proeven niet nader is geanalyseerd. ‘De bevindingen van Rinagro kunnen wij daarom niet bevestigen’, zegt Spijker.
Andere bacteriën
Joustra ziet de uitkomsten van het onderzoek als een bevestiging dat het gebruik van de juiste bacteriën een belangrijke rol speelt bij het voeden van de bodem. ‘Er wordt van vele kanten gepredikt dat de C/N-verhouding hoog moet zijn in mest en bodemverbeteraars en dat je extra koolstof moet toedienen aan de bodems, maar dit onderzoek toont duidelijk aan dat dat niet klopt. De reden hiervoor is dat de bodem veel van z’n energie kwijt is aan het verwerken van die hoge onverteerde koolstofgiften. Dat wil je helemaal niet: je wilt de N-benutting op het moment dat je de mest of de bodemverbeteraar aanbrengt. Nu nemen boeren voor lief om deze immobilisatie te compenseren met kunstmest bijstrooien. Dat kost extra geld en inzet en er wordt nog een nadeel over het hoofd gezien: ‘Het organisch gebonden stikstof komt vaak pas laat in het groeiseizoen of daarna vrij en dan vindt denitrificatie plaatsvindt, waarbij vervluchting van stikstof optreedt.’
Joustra stelt dat melkveehouders en akkerbouwers de meerwaarde van dierlijke mest en organische reststromen met de andere bacteriën beter op waarde moeten gaan schatten. ‘Toename van organische stof in de bodem ontstaat door het beter benutten van fosfaat en daardoor verbeterde wortelontwikkeling. Door de juiste bacteriën te benutten, kun je dat als boer bewerkstelligen.’