Verhalen over boeren waarvan de financiering wordt stopgezet, morrende duurzame boeren die het gevoel hebben voor een dichte deur te staan bij de hun ooit zo vertrouwde boerenleenbank. Het rommelt richting de Rabobank. De bank die volop in beweging is, oogst vooralsnog meer vragen en kritiek dan lof. ‘Deels begrijpelijk, maar ook vaak onterecht’, vindt directeur Food & Agri Alex Datema.
Een natuurlijke rust. Dat is wat Alex Datema als voorzitter van Boerennatuur jarenlang uitstraalde. De laatste maanden, als directeur bij de Rabobank, lijkt dat veranderd. Talloze bijeenkomsten en zalen, veelal vol met boeren, bezocht hij de laatste maanden en hier deelde hij de hernieuwde plannen en inzichten van de grootste financier in agrarisch Nederland. De rust en lach op zijn gezicht maakt daarbij ogenschijnlijk steeds vaker plaats voor een frons. Ook tijdens een gesprek eind november op het Rabobank-kantoor in Heerenveen, geeft hij zichtbaar licht ongemakkelijk antwoord op de gestelde vragen. Vragen die leven onder melkveehouders. Aan het einde van het gesprek laat hij zich daarover ook nog verder uit.
Worsteling of zoektocht
Dan is er reeds een uur gesproken over het duurzaamheidsfonds van € 3 miljard en de vraagtekens die de opzet hiervan oproept. Over de toenemende signalen uit het veld dat van steeds meer boeren afscheid wordt genomen door de financiering stop te zetten. Over de visie van de Rabobank, waarin scoren op duurzaamheid voor een nieuwe financiering de komende jaren net zo belangrijk wordt als een financieel gezond bedrijf hebben. En over het nut van sturen op minder koeien en melk in Nederland en welke rol Rabobank daar wel en niet in speelt. ‘Je kunt het een worsteling noemen, ik noem het een continue zoektocht’, aldus Datema.
Laten we beginnen bij jullie nieuwe duurzaamheidsfonds van € 3 miljard. Waar moet een ondernemer precies aan voldoen om in aanmerking te komen voor een lening met lagere rentepercentages en hogere aflossingstermijnen?
‘Ik kan je geen lijstje geven waar ondernemers precies aan moeten voldoen, dat is afhankelijk van het plan én hoe het bedrijf er nu qua duurzaamheid en financiën voorstaat. Wat bijvoorbeeld wel concreet is: als je een plan hebt om te extensiveren en voor een financiering uit dit fonds in aanmerking wilt komen, moet je onder de 2,7 GVE per hectare uitkomen. Lukt dat niet dan willen we wellicht ook wel financieren, maar niet tegen de duidelijk gunstigere voorwaarden.’
‘Grond geeft nog altijd veel zekerheid maar weinig winstgevendheid’
Wat zijn die duidelijk gunstigere voorwaarden? Wij horen ruim 1% minder rente en aflossingstermijnen tot 40 jaar in plaats van 25 jaar maximaal.
‘Ik ga niets zeggen over dat voordeel want dan gaan mensen daar rechten aan ontlenen. Dat is maatwerk. Kijk, een bedrijf waarbij de helft van het areaal uit pachtgrond bestaat, zal nooit een aflossingstermijn van 40 jaar krijgen. Voor het fonds is hoe dan ook wel animo. We hebben de regeling per 1 oktober geopend en binnen acht weken waren er al zestig aanvragen goedgekeurd.’
Maar dit fonds geldt alleen voor nieuwe financieringen. ‘Duurzame’ boeren die willen of moeten herfinancieren, kunnen er geen gebruik van maken. Waarom niet?
‘Wij hebben gezegd dat we duurzame ontwikkeling willen ondersteunen. Ontwikkeling staat bij ons gelijk aan beweging en vernieuwing. Natuurlijk kan het zuur voelen voor boeren die de laatste jaren al ingezet hebben op een duurzamere wijze van werken en daarvoor ook geld hebben geleend, maar ergens moet je een grens trekken. Daarover valt altijd te twisten.’
Doe je daarmee niet die categorie duurzamere boeren te kort en push je hen om nog meer te gaan lenen? Terwijl zij juist vaak, door de stappen die ze de laatste jaren al gezet hebben, al moeite hebben financieel gezond te blijven.
‘Onze insteek is dat we boeren stimuleren, want als ze ook over circa vijftien jaar nog boer willen zijn, moeten ze blijven meebewegen. Daarom is de keuze bewust om voordelen te bieden op nieuwe investeringen die de duurzaamheid op een bedrijf vergroten en versterken. Daarmee pushen we niemand. Ook blijven we zeker toetsen hoe het bedrijf nu draait.’
De oprichting en uitrol van dit fonds geeft binnen de Rabobank vast en zeker ook de nodige discussie. Het is immers ook echt een andere manier van werken dan decennialang is aangehouden.
‘Natuurlijk geeft dat de nodige discussie. Als je de aflossingstermijn oprekt dan zeggen mensen dat je ondernemers wellicht te lang met een financiële last opzadelt, wat ongezond is voor hun bedrijf. Net zo goed zijn er geluiden dat grond waardevast is en dus langere aflossingstermijnen prima moeten kunnen. Daartussen proberen wij intern de balans te vinden. Dat is een continue zoektocht. En natuurlijk zijn wij niet doof voor de kritiek die wij hierover krijgen. Die kritiek analyseren wij ook, maar geef ons ook even wat tijd om dit over een wat langere periode uit te zetten en te kijken hoe het uitpakt.’
Naast de kritiek dat het fonds niet werkt voor herfinanciering, is er ook een luide roep om boeren die bijvoorbeeld veel inzetten op weidevogelbeheer ruimhartiger tegemoet te treden met financieringsmogelijkheden. Zij voldoen aan een maatschappelijke wens maar krijgen veelal een nee te horen van de Rabobank als het op leningen aankomt.
‘Feit is dat de vergoedingen voor weidevogelbeheer te laag zijn om de extra kosten voor de boer te dekken. Dat probleem kan de Rabobank niet oplossen. Zo’n melkveehouder kan echter wel degelijk aankloppen met zijn plannen. En dan kijken we inderdaad kritisch naar de kansen, maar dat is ook in z’n eigen belang. Hij of zij heeft er immers niets aan als een extra lening later niet terugbetaald kan worden. En het gaat in dit soort voorbeelden bijna altijd om bedrijven die relatief extensief boeren. Daarbij is al lang bekend: grond geeft wel veel zekerheid, maar geen winstgevendheid. De huidige spelregels voor banken maken dat wij op basis van rendement en niet op meer op basis van waardevastheid mogen financieren. Dat laatste vinden wij zelf trouwens ook niet meer verstandig.’
Waarom niet?
‘Precies om de reden die ik net al aangaf: grond geeft te weinig verdienvermogen. Dat zouden wij wel anders willen zien, maar kunnen wij als bank niet zomaar en zelf veranderen. En vergeet niet, wij hanteren in de agrarische sector gemiddeld veel langere aflossingstermijnen dan in het MKB. Die waardevastheid van grond wordt dus wel degelijk nog meegewogen.’
Je spreekt over de spelregels waar jullie aan worden gehouden. Dan doel je op de Basel-akkoorden. Klopt de voorrekening van verschillende adviseurs die zeggen: de Rabobank stelt dat een liquiditeitsmarge nodig is van tenminste 5%, de actuele opbrengst per kilo melk moet minimaal 42 cent zijn, de mestafvoer moet de komende jaren geen problemen opleveren en je moet bij de actuele rente van zo’n 6% in 25 jaar kunnen aflossen?
‘Ja, in grote lijnen klopt dat wel. De exacte getallen gaan natuurlijk wat op en neer. Zo was de rentestand drie jaar geleden in dit plaatje duidelijk anders. En daar komt bij dat we echt wel bedrijfsspecifieke zaken meewegen. Als een melkveehouder bijvoorbeeld jaarlijks, door hoge gehalten in de melk, een 2 cent hogere melkprijs realiseert dan collega’s, dan wegen we dat heus wel mee.’
‘Inzet op duurzaamheid is essentieel als je over vijftien jaar nog boer wil zijn’
En op deze rendementstoetsen worden jullie als bank weer getoetst?
‘Correct. Wij hebben ons daar aan te houden. Maar we doen dit niet alleen om die reden. Het is onze zorgplicht dat ondernemers niet met te hoge schulden worden opgezadeld. Dat is niet ondernemers pesten, maar verantwoordelijkheid nemen.’
Het resulteert er onder andere wel in dat veel vaker dan voorheen melkveehouders een bericht krijgen dat hun krediet wordt stopgezet. Met andere woorden, jullie trekken de stekker eruit. Iets wat voorheen bijna nooit voorkwam. Zijn jullie harder geworden?
‘Ik weet niet of dat nu vaker zo is. Volgens mij is het van alle tijden dat financieringen worden beëindigd. Wel is de druk, mede door de aanhoudende onzekerheid en lage marges in de melkveehouderij, groter de laatste jaren. En ja, we sturen tegenwoordig dus duidelijk meer op rendement, waar dat in het verleden meer op zekerheid was.’
Dat is dan toch duidelijk een verandering ten opzichte van een paar jaar geleden?
‘Ik denk dat iedereen binnen de landbouwsector zakelijker is geworden. Wij ook. Dat komt door het net toegelichte Basel-verhaal en de aanhoudende onzekerheid waar de sector mee te maken heeft. Wij kijken daardoor meer op een manier: is een bedrijf zo ingericht dat de boer over vijf jaar ook nog boer kan zijn. En wij willen ook graag van de ondernemer zien dat die actief bezig is met de vraag wat gedaan kan worden om het bedrijf toekomstbestendig te maken en te houden.’
Jullie financieren ook melkveebedrijven in verschillende andere landen. Zijn de criteria daar anders?
‘Nee, onze doelstellingen qua emissiereducties bijvoorbeeld zijn vergelijkbaar. De context is wel vaak anders. In de VS hoef je bijvoorbeeld geen rekening te houden met Natura-2000 gebieden.’
En daarom krijgt een ondernemer daar, mits zijn bedrijf gezond is, wel een financiering voor een nieuwe stal van 500 of 1.000 koeien erbij?
‘Als de plannen kloppen dan wel. Maar dat geldt hier in Nederland net zo. Niet wat betreft die aantallen, maar het is een groot misverstand dat voor de Rabobank schaalvergroting uit den boze is. Integendeel, wij voorzien dat dat ook in ons land doorzet. Dat gebeurt nu al door uitbreidingen op verschillende locaties. Die trend zet zich door, denken wij. En bij financieel gezonde bedrijven die ook op duurzaamheid inzetten, zullen wij dat ook blijven financieren.’
Maar in totaal zal dat volgens jullie wel voor een Nederlandse melkveesector zijn die in 2040 zo’n 30% minder koeien telt en 20% minder melk produceert. Waarom noemen jullie deze percentages en koersen jullie hierop?
‘Verschillende studies en berekeningen laten zien dat we hierop uitkomen als de melkveehouderij binnen de milieugebruiksruimte moet komen en blijven. Het is niet dat wij dat willen, we koersen of sturen er dus niet op, maar wij geloven dat dit staat te gebeuren. Dat heeft veel impact en daarom kunnen wij daar met elkaar maar beter eerlijk en open over zijn.’
Dat hangt toch ook sterk af van hoeveel ruimte er aan welke diersector nog wordt gegund in 2040. Als de intensieve sectoren meer krimpen, hoeft melkvee minder in te leveren. Of klopt dat niet?
‘Dat zou best kunnen, maar als Rabobank gaan wij niet kiezen of varkens of melkvee belangrijker zijn en meer of minder ruimte verdienen. Wij schetsen wel inzichten. Eén daarvan is dat we voor 2040 verwachten dat er 40% minder vleeskalveren in Nederland staan. Onder ander omdat door politieke keuzes, rond het verkorten van transporttijden, dan alleen nog de kalveren uit Duitsland en België komen. Naast de kalveren uit de inmiddels gekrompen melkveehouderij in Nederland zelf.’
Erwin Wunnekink van LTO stelt inmiddels ook dat 20% minder koeien een keuze is waar de sector zelf het beste op kan sturen. Is dat een een-tweetje tussen jullie?
‘Natuurlijk spreken hij en ik elkaar regelmatig, maar nee, dat is geen een-tweetje. Het is volgens mij wel een reële inschatting. Ga maar na: we raken de derogatie kwijt, de marges zijn vrij dun en grond is afgrijselijk duur. Dan kun je vrij snel uitrekenen dat de laatste 10 tot 20% aan koeien de melkveesector geld kosten in plaats van opleveren. Daarmee pleit ik beslist niet voor een generieke korting. Dat is het domste wat je kunt doen. Maar via hogere afroompercentages op transacties van dier- en fosfaatrechten kun je best veel bereiken. Dat is een methode die gefaseerd werkt en daarmee vrij pijnloos is voor de sector. Je kunt wel kritiek hebben op zo’n idee, maar wie dat heeft nodig ik uit om te delen wat zijn of haar ideeën zijn om naar een gezonde melkveesector in 2040 toe te bewegen. Daar ben ik dan wel benieuwd naar.’
Jullie zijn financier en geen ketenregisseur, zegt u zelf. Welke rol speelt de Rabobank hierin dan?
‘Wij geloven dat sturen op duurzaamheid leidend wordt. Dat kunnen we adresseren binnen de keten en dat doen we ook. Onder ander bij de politiek waar we natuurlijk ook onze contacten hebben. In onze nieuwe visie staat dit ook centraal.’
Hoe werkt dat sturen op duurzaamheid dan concreet voor melkveehouders in de nabije toekomst?
‘Dat betekent dat elke financieringsaanvraag net zo sterk wordt getoetst aan het bevorderen van de duurzaamheid van het bedrijf als aan de financiële haalbaarheid. De data voor die duurzaamheidscore halen we uit de kringloopwijzer, biodiversiteitsmonitor en mogelijk de open bodemindex. En dat kan over de jaren heen best aangepast worden. Nu hebben we immers bijvoorbeeld wel algemene klimaatdoelstellingen, maar niet per bedrijf. Het kan best zijn dat dat over een paar jaar wel zo is en dan nemen wij dat ook mee. Sommigen zullen ook deze inzet vertalen als ‘boertje pesten’, maar wij zij er oprecht van overtuigd dat inzet op duurzaamheid essentieel is als je over vijftien jaar nog boer wilt zijn.’
U noemt voor de tweede keer dat mensen, ook uit de sector, jullie betichten van ‘boertje pesten’. Vindt u dat jullie verhaal en opstelling onvoldoende op waarde wordt geschat?
‘Wat ik meen te merken in verschillende gesprekken en meer dan eens ook in zalen waar ik spreek, is dat ons verhaal van de negatieve kant wordt belicht. En dat terwijl jarenlang is gezegd dat de Rabobank moest bewegen. Nu doet de de Rabobank dat en is het allemaal weer niet goed. Dat er veel vragen leven, begrijp ik volledig. Maar volgens mij proberen wij de juiste dingen te doen. En ja, er vallen mensen buiten de boot. Dat weten wij ook donders goed. Daarover kunnen we gaan zitten mopperen met elkaar, maar we kunnen ook met elkaar vooruit bewegen.’
‘Van andere partijen die kritiek leveren denk ik wel eens: misschien moet je zelf ook eens wat gaan proberen. Want het klopt dat wij soms boeren en plannen afwijzen, maar tegelijkertijd steken wij ook onze nek uit. Waarbij ons uitgangspunt is dat we een brede groep aan ondernemers willen ondersteunen in het verduurzamen van hun bedrijven. Er is de laatste jaren relatief gezien bar weinig geïnvesteerd in de landbouwsector. Dat is jammerlijk verlies van tijd. Want we moeten als sector wel echt iets doen. Wij pakken onze rol daarin onder ander door openlijk te vertellen over hoe wij denken waar de agrarische sector heen beweegt. En daarbij reiken we instrumenten aan om boeren een zetje in de rug te geven. Volgens mij mag dat ook best benoemd worden.’