Dick (43) en Marieke de Ruiter (38) hebben twee bedrijven: eentje met 400 melk- en kalfskoeien in het Friese Wergea en eentje met ruim 500 koeien in Denemarken. Melken doen ze al lang niet meer zelf, managen des te meer. Techniek, personeel, protocollair en datagestuurd werken kenmerken de twee strak georganiseerde bedrijfsvoeringen. Dit is hun verhaal.
Over Denemarken
‘Ik ben een zwerfhond, geen erfhond.’ Lachend beantwoordt Dick de Ruiter de vraag waarom hij wekelijks op zondagavond naar zijn satellietbedrijf in Denemarken rijdt om op dinsdagavond weer terug te rijden naar Friesland: 600 kilometer heen, 600 kilometer terug. Het plan in 2015 was om in Denemarken de jongveeopfok te gaan doen; het eindresultaat is dat hij er na het opkopen van een failliete boedel een melkveebedrijf met ruim 500 koeien runt. Een bedrijfsleider, een herdmanager, een voerman, twee Roemenen en zes Afrikaanse studenten houden daar de boel draaiende.
De 300 hectare grond bij het bedrijf verhuurt hij aan een akkerbouwer die alle mest afneemt én het voer voor hem verbouwt. ‘Als Dick een week thuis is, wordt het er niet gezelliger op’, glimlacht z’n vrouw Marieke. Hij weet het. ‘Collega’s zeggen wel eens: dat jij dit volhoudt. Maar ik zeg dan: ‘Dat jij het heel de week op je eigen erf volhoudt… Dat onrustige, avontuurlijke en ondernemende heeft er bij mij altijd wel ingezeten.’
‘Ik zag al vroeg in dat een melkveebedrijf omvang moet hebben’
Over Giessenburg
Op een melkveebedrijf in het Zuid-Hollandse veenweidegebied bij Giessenburg groeide hij op. Zijn vader stuurde hem al vroeg de wereld in, op stage naar Canada en Amerika. ‘Toen ik terug kwam zei ie: nu wil je zeker emigreren. Ik vond het hartstikke leuk hoor, al die koeien in het buitenland. Maar ik was nog jong en blij dat ik weer thuis was, biertje drinken met m’n vrienden en zo. En pa gaf ons – mijn broer en ik – veel vrijheid op het melkveebedrijf. We hielden van trekkers en machines en hij liet ons daar vrij in.
Ook liet hij mij zelf onderhandelen met de bank, als ik weer eens wat koeien wilde kopen. Ik zag al vroeg in dat een bedrijf omvang moet hebben. Als je een mooie trekker wilt rijden, moet je veel koeien hebben. Veel boeren bouwen een stal onder het motto: dat doe je maar één keer, dus het mag wat kosten. Mijn pa zei altijd: nee, je moet zorgen dat je om de tien jaar een nieuwe stal kunt bouwen, dus bouw vooral niet te duur. Van een luxe bord kun je niet lekker eten. Dat is er bij mij wel ingeprent.’
Gastbedrijf voor de Dag van Melk van het Noorden
Op 27 juni is VOF de Ruiter in Wergea het gastbedrijf voor de Dag van Melk van het Noorden. Een ieder kan dan het bedrijf van Dick en Marieke bekijken, inclusief het zomerstalvoeren van de koeien met de revolutionaire Lely Exos.
Over Wergea
Op familiebedrijf De Ruiter in Giessenburg kwam in 2010, met toen 1,7 miljoen kilo melkquotum, de vraag: gaan we een nieuwe stal bouwen of elders kijken? Dick: ‘Het was in het Westen zo druk geworden dat we ’s nachts gingen mestrijden om files te vermijden.’ Tijd om te verkassen. Een mooie boerderij in het Oldambt ging op het laatste moment aan hun neus voorbij.
Een nieuwe kans diende zich aan toen koeienliefhebber Marieke de Friese melkveehouder en veefokker Romke van der Wal op de NRM in Utrecht ontmoette. Van der Wal vertelde dat z’n bedrijf te koop stond, een paar weken later was de deal gesloten. ‘Een prachtig bedrijf met een pas zeven jaar oude stal en een huiskavel van 75 hectare, waarvan 30 hectare in erfpacht’, vertelt Marieke. De liquide middelen die vrijkwamen dankzij de erfpacht gebruikten ze om de boerderij en extra grond te kopen en de gebouwen te upgraden. Ze kwamen met 150 koeien naar Friesland en al snel zat de stal stampvol met zo’n 200 koeien. De jaren erop werd nog grond bij gekocht en op 31 januari 2014 werd een tweede nieuwe stal voor nog eens 200 koeien opgeleverd die op 2 februari 2014 al weer vol zat. Die omvang hebben ze nog steeds. De koeien staan jaarrond op stal.
‘Ik denk dat we de komende jaren verschriikelijk veel gras van het land gaan halen.’
Over voeren 1
Marieke heeft de operationele leiding over het melkveebedrijf in Wergea. Ze runt het bedrijf daar met een vaste assistent en een vaste voerman. Het voeren doet ze zelf, elke ochtend om 4.30 uur start ze. ‘Om 7.30 is de ki geweest, de melk opgehaald, is alles gevoerd en bekapt, nagelopen en heb ik de dag voor mezelf en ons gezin met drie kinderen.’ Ze maken op het bedrijf in Wergea met losse grondstoffen hun eigen krachtvoer dat in een TMR-rantsoen gaat, bestaande uit mais, maïsvlokken, gerst, raap, pulp, kuilgras en/of vers gras. Alle koeien krijgen hetzelfde rantsoen. ‘De koe die morgen droog gaat, krijgt precies hetzelfde als de koe die gisteren gekalfd heeft. En dat doen we al jaren. Vooral in combinatie met driemaal daags melken, werkt dat goed.’
Over voeren 2
Dick: ‘Op de landbouwschool leerde ik dat een koe veel moet eten. Daar ben ik het niet mee eens. Een koe moet zo weinig mogelijk eten en veel melk geven. De meest rendabele koe is een koe met melkziekte, zeg ik wel eens. Want die haalt het van zijn rug. Dat is natuurlijk bij wijze van spreken, want een koe met melkziekte gaat dood. Maar snap je wat ik bedoel? Wij hebben twee stelregels: elke kilo droge stof aan voer moet 1,5 kilo melk opleveren. En elke kilo drogestof aangekocht voer moet 3,5 kilo melk opleveren. Dus als ze 20 kilogram drogestof opeten, moeten ze 30 kilogram melk geven, dan gaat het goed.’ Dat lukt lang niet altijd. Zo moesten ze de afgelopen anderhalf jaar door gebrek aan personeel terug van drie- naar tweemaal daags melken; daarmee zakte de melkproductie van 10.800 naar 9.300 kilo melk per koe. Inmiddels is dat probleem opgelost en melken ze weer drie keer per dag.
Over voeren 3
Dick: ‘Efficiënt voeren was altijd al ons ding, maar sinds we in Denemarken in aanraking kwamen met de Nederlandse nutritionist Tim Schuurman hebben we dat verder geperfectioneerd en sturen we op de twee bovenstaande doelen. We hebben wel eens op 1,6 kilo melk uit 1 kilo drogestof aan voer gezeten, dan doe je het echt heel goed. Als dat je doel is, zal je ook niet makkelijk naar de 37 of 38 kilo melk per koe gaan, want dan moet je koeien gaan voeren als varkens. Voor ons is efficiënte voerbenutting belangrijker dan aantal kilogrammen melk. Dat zegt ons niet zo veel.’
Over melken
Op het bedrijf wordt dus drie keer per dag gemolken in een 2×12 rapid-exit-stal uit 2004. Vader Piet (75) is aangeschoven aan tafel en zegt tegen Dick: ‘Ik weet nog waarom we in 1999 zijn begonnen met drie keer daags melken. Jij was ’s avonds niet naar bed te krijgen en ’s ochtends er niet uit te krijgen. Dus toen heb ik gezegd: ga jij maar ’s nachts melken, dan hoef je er ’s ochtends ook niet zo vroeg uit.’ Dick lachend: ‘Ik ben geen melker nee. Een boer die zelf melkt, dat gebeurt bijna nergens in de wereld, alleen in Nederland.’
Daarom werken ze met melkers, die overal en nergens vandaan komen: van Friese boerenjongens en Poolse medewerkers tot Afrikaanse trainees en medewerkers uit de Filipijnen, Nepal of Kyrgyzstan. ‘Ze kunnen allemaal goed melken, maar goed koeien voeren dat kan er maar één en dat is m’n vrouw.’
Over zwarte sneeuw zien 1
‘In 2007 was ik zo eigenwijs om bij Campina op te stappen en te gaan leveren aan Van Bakel. Nou, dat heb ik geweten, er waren maanden dat we maar 13 cent voor de melk kregen.’ Vader Piet: ‘Ik was het niet eens met de overstap en heb toen enige tijd bonnetjes opgehangen in de melkstal: wat de voerkosten waren en wat de melk opbracht, nou dat deed pijn hoor.’ Dick knikt: ‘Dat heeft ons veel geld gekost. Maar een keer flink op je smoel gaan, daar leer je wel boeren van en niet klakkeloos overnemen wat adviseurs zeggen. We waren en zijn nog steeds stevig gemechaniseerd. DLV ontraadde dat en adviseerde om zoveel mogelijk werk uit te besteden aan de loonwerker. Nou, ik zal je vertellen, als je een jaar lang 20 cent inclusief btw krijgt voor je melk, ben je heel blij dat je een fatsoenlijke opraapwagen en een paar fatsoenlijke trekkers en machines hebt om alle veldwerk zelf te kunnen doen.’
Over zwarte sneeuw zien 2
‘Toen we het bedrijf in Denemarken net hadden gekocht, vielen we daar in de mycoplasma. Dat heeft ons in één jaar tijd 450 koeien gekost, allemaal dood. Dat was echt stress. De man van de bank zei: als je niet oppast, gaan we je failliet verklaren. Toen heb ik al m’n land aan een akkerbouwer verhuurd en het voer dat hij verbouwt, koop ik terug. Ook alle mest gaat naar hem. Eigenlijk een noodconstructie, maar daarmee creëerden we wel liquiditeit. Als ik weinig geld heb, ben ik op m’n best. Zo hebben we in die jaren na het Van Bakel-debacle met keihard werken en alles zelf doen het bedrijf weer op de wal getrokken.’
Over personeel
Marieke: ‘We hebben lol in het werken met personeel. Op dit erf treffen allerlei nationaliteiten elkaar, waardoor de voertaal Engels is. En dan haalt zo’n Friese Bauke op school ineens een 8,5 voor Engels omdat hij het hier leert spreken. Een andere boerenjongen, die hier op z’n 14e wilde werken omdat hij vond dat we zulke mooie trekkers hadden, heeft nu een eigen loonbedrijf, daar kunnen wij echt van genieten. Om te motiveren, laten we al ons personeel meelezen in de apps over hoe de koeien presteren op wat we voeren. Ook houden we bijna maandelijks een bijeenkomst, waar dan iemand een presentatie geeft over een bepaald onderwerp. Zo proberen we een teamgevoel te creëren en ze leren er ook nog wat.’
Over ondernemen
Dick: ‘Ik vind boeren een prachtig ambacht. Maar ik merk wel dat ik het ambacht meer en meer ontgroei, steeds iets minder boer, steeds meer manager. Ondernemer vind ik een groot woord, want als ik zie hoeveel geld er in het bedrijf zit en wat je nettorendement is, vind ik mij een beroerde ondernemer. Als je echt een ras ondernemer bent, kun je de boel beter verkopen en wat anders gaan doen wat meer rendement oplevert. Op stages in Canada en Amerika leerde ik vooral hoe je technisch goed boert, maar ik vind het nou leuker een beetje boven de bedrijven te zweven, dus meer weg van het operationele.
Naarmate je groter wordt, word je ook professioneler, werken met personeel en protocollen en zo. Kijk, we zijn allebei rond de 40. We hebben allebei twintig jaar keihard gewerkt, maar komen nu in de jaren dat je het fysieke werk verruilt voor slimmer werken, door meer aan te sturen, uitbesteden en te automatiseren. Overigens doen we veel landwerk nog steeds zelf, dat blijft mooi werk.’
Revolutionaire robot verstrekt 24/7 vers gras
Goedkoop voer. Gezond voer. Meer eiwit van eigen land. Dick en Marieke de Ruiter zijn in hun nopjes met de Lely Exos, de revolutionaire robot die vers gras volledig autonoom maait, oogst en aan de koeien voert. Er komt, dankzij gps- en ultrasone technieken, maar ook camera’s voor en achter, geen chauffeur meer aan te pas. Sinds 13 april werd de kuil in stapjes langzaam vervangen door vers gras, tot een maximum van 7 kilo droge stof uit vers gras per dag. ‘Vers gras heeft een 10 tot 20% hogere voederwaarde dan ingekuild gras. En de elektrische machine is superlicht waardoor we op de trapgevoelige grond hier nu 24/7 van het vroege voorjaar tot heel laat in het najaar vers gras kunnen voeren’, zegt Dick. Hun inschatting is dat er zeker één grote kuilplaat leeg blijft dit jaar. Ook heeft hij het idee dat de grasgroei na het maaien sneller opstart. ‘Het gras wordt met een messenbalk geknipt in plaats van eraf geslagen en dat merk je.’ En er hangt een tankje onder met vloeibare kunstmest, waardoor het gras meteen na het maaien een beetje wordt bemest.
Vorige zomer en najaar experimenteerden ze als eerste bedrijf in Noord-Nederland ook al ruim twee maanden met de Lely Exos. De machine maakt maximaal 12 rondjes per etmaal en brengt per keer een ton vers gras voor het voerhek. Toch is het voeren van veel vers gras juist op hun bedrijf, waar efficiënt voeren tot kunst is verheven, een behoorlijke uitdaging. ‘Onze nutritionist noemt vers gras voertechnisch bekeken een ramp. Zonnig of bewolkt weer maakt al een wereld van verschil van wat de koe binnenkrijgt. En consistentie is met groenvoeren natuurlijk erg lastig. Toch doe ik nu al drie jaar aan gewoon zomerstalvoeren in Denemarken. Omdat het zo gezond is voor de koeien en omdat je vooral in het voorjaar heel goedkoop eiwit voert.’
Ze zijn onder de indruk van de techniek en de intelligentie in en achter de Lely Exos. De techniek moet hier en daar nog verder worden gefinetuned en de echte regelmaat moet er nog inkomen. Vooral daarom ook zijn ze blij met ‘de 24-uurs alarmcentrale’ die alles wat de machine doet volgt. De Exos hangt vol met camera’s en sensoren, die bij fouten of storingen meteen een melding stuurt naar de alarmcentrale. Op deze manier wordt op afstand 90% van de meldingen opgelost voor de boer. ‘We kunnen ook instellen dat we ’s nachts niet gebeld willen worden, uitzonderingssituaties daargelaten. Die ondersteunende techniek erachter ontzorgt ons enorm.’
Dick werd door zijn vroegere buurjongen in Giessenburg warm gemaakt voor het experiment met de Lely Exos. ‘Hij rijdt al vijf jaar met zo’n ding. We hebben dezelfde boekhouder en die zei tegen mij: ‘Ik kan niks laten zien, maar wel dat het positief uitpakt in de bedrijfseconomische cijfers. Toen werd ik nog enthousiaster. Ik denk dat we de komende jaren verschrikkelijk veel gras van een hectare gaan halen.’