Kom bij Jan Dirk Ubbels (57) in Jelsum niet aan met verhalen over hoe slecht digestaat voor de bodem zou zijn. ‘Wij hebben twintig jaar ervaring en het gras groeit er goed en snel op. Bovendien laat wetenschappelijk onderzoek zien dat de bodemactiviteit hier meer dan op peil blijft.’

Terwijl Ubbels een pasgeboren kalf uit de stal haalt en haar de eerste fles biest geeft, mijmert hij dat dat toch wel het allermooiste is: ‘Nieuw leven blijft altijd prachtig.’ Toch geeft de ondernemende melkveehouder grif toe dat het melkveebedrijf alleen voor hem te weinig uitdaging biedt. Al bijna twintig jaar werkt hij met een co-vergister naast de momenteel 165 koppen tellende melkveestapel. ‘De installatie produceert 280 kuub gas per uur en 2,2 miljoen per jaar, daarmee voorzien we omgerekend bijna 2.000 huishouders van gas’, zegt Ubbels met gepaste trots.

Het gas verhandelt hij via HBE-certificaten. Een handel waardoor hij losstaat van subsidie en die hij zelf behartigt. ‘Ik bel met brokers op handelskantoren in Amsterdam. En wie het beste bod doet, krijgt mijn gas voor een bepaalde periode’, licht Ubbels toe. ‘Het is een dynamische wereld waarbij jezelf aan de knoppen zit qua opbrengst en de beste momenten tracht te kiezen. Iets wat ik in de melkveehouderij weleens mis. Daar zit qua management wel uitdaging in, maar het bedrijfsmodel is vrij standaard.’

‘Geen hekel aan melken’

Ubbels is samen met zijn vrouw Els en zoon Tim eigenaar van de Firma Ubbels met de melkveetak en Groengas Jelsum voor de gasproductie. Beide takken zijn formeel gescheiden, maar in de praktijk volledig aan elkaar gelinkt. En begrijp hem niet verkeerd: hij heeft beide onderdelen lief. ‘Fiscaal en qua risicospreiding is het handig en verstandig dat het twee entiteiten zijn, maar voor ons horen ze bij elkaar. Ik houd van de dynamiek die bij gashandel hoort, maar vergis je niet dat bij de vergister ook dagelijks behoorlijk wat werk komt kijken en het met name veel extra administratie met zich meebrengt. Daarnaast heb ik er helemaal geen hekel aan om in de melkput te staan’, lacht de ondernemer.

De vergister krijgt jaarlijks ruim 5.000 kuub eigen rundveedrijfmest te verwerken. Omdat de 50-50 regel geldt, wat betekent dat minimaal 50% van de input mest moet zijn, wordt er jaarlijks ook nog circa 3.000 kuub rundveedrijfmest aangevoerd. ‘Daar verdienen wij niet aan, maar het creëert ruimt om extra co-producten aan te voeren en zo extra gas te produceren.’

Status PAS-melder houdt nieuwbouw op

 

Na het optimaliseren van de vergistertak is het wat Ubbels betreft nu tijd om de melkveetak te upgraden met een nieuwe stal. ‘Alle plannen liggen klaar. Ook de financiering is rond, maar wij zijn PAS-melder en dat is nog wel even een dingetje…’ Hij houdt echter hoop dat binnen afzienbare tijd het wel lukt om los te gaan met de bouw en zo te bouwen aan de toekomst. ‘Het plan is dan om van 165 naar 200 melkkoeien door te groeien; zo kunnen we drie melkrobots goed benutten. Ook halen we dan het jongvee, dat nu al 15 jaar in een huurstal verderop staat, terug bij huis.’ Zoon Tim werkt nu nog vier dagen voor CRV. Hij zal binnen enkele jaren ook helemaal thuis komen te werken. ‘Nu nog zet ik het dagelijks werk meest rond met mijn 82-jarige vader’, vertelt Jan Dirk Ubbels. ‘Hoe mooi dat ook is, dat gaat natuurlijk niet nog jaren op die manier door. Ook daarom is een nieuwe stal en een nieuwe stap echt welkom.’

Bij het bedrijf ligt zo’n 100 hectare grond dat voor de melkveetak wordt benut. 20 tot 25 hectare is mais (ruim 15 hectare voor het koeienrantsoen, de randen en kwalitatief mindere stukken voor de vergister), circa 8 hectare wordt benut voor aardappelteelt van buurman-akkerbouwer, op ongeveer 4 hectare wordt jaarlijks tarwe voor eigen gebruik in de premix geteeld en de rest is grasland. Die hectares zijn voldoende voor de ruwvoerpositie op het bedrijf, maar bij lange na niet voor de mestplaatsingsruimte. Een paar duizend kuub verlaat om die reden jaarlijks het bedrijf. Al die inkomende en weggevoerde mest en digestaat laat Ubbels bemonsteren door Nutrilab Agro. Het bemonsteren is een verplichting, maar het levert hem ook veel inzicht op.

‘Het N-gehalte in onze digestaat schommelt tussen de 5,5 en 7 kilo. Dat is voor digestaat niet eens heel hoog, maar het ligt duidelijk hoger dan bij rundveedrijfmest dat meestal rond de 4 kilo of lager ligt. Ook ligt ons fosfaatgehalte rond de 2 kilo waar dat bij gewone rundveedrijfmest gemiddeld 1,3 kilo is. En ik zie ook best vaak rundveedrijfmest voorbij komen met amper 0,7 kilo fosfaat erin. Met die melkveehouders heb ik dan wel eens te doen. Hun afzetkosten, die nu voor iedereen immers al enorm stegen, komen daardoor nog veel hoger te liggen. In de huidige mestmarkt is zicht op wat in je mest zit, alvorens je het afvoert, denk ik wel echt een pré.’

Weinig kunstmestgebruik

Voor Ubbels zitten er naar eigen zeggen ook voordelen in de benutting op zijn eigen bodems. ‘Door de hogere concentratie, bemesten wij voor de 1e snede en na elke maaisnede onze percelen met een kleine gift. Aan kunstmest gebruiken we nog maar 16 ton per jaar, wat natuurlijk erg weinig is op 100 hectare grond.’

Ubbels vertelt dat de digestaat zorgt voor een hele vlotte opname door de plant en goede opbrengst. ‘Pin mij niet op exacte getallen vast, want het zijn altijd berekeningen. Maar wij halen hier met een minimale kunstmestgift ruim 11.000 kilo drogestof van een hectare grasland en de maispercelen leveren tussen de 18.000 en 20.000 kilo drogestof, dus dat is best goed. Toegegeven, wij zitten hier naast akkerbouwers en dus op goede kleigrond. Dat helpt natuurlijk ook zeker mee.’

‘Bemonsteren van alle mest en digestaat levert mij veel extra inzicht op’

Negatief over digestaat

Het stoort hem dat digestaat meer dan eens in een negatief daglicht wordt gezet door bodemdeskundigen. Vooral voor het bodemleven zou het niet goed zijn. Ubbels ziet dat duidelijk anders: ‘Ik heb al toegelicht dat wij zelf al twintig jaar zien hoe snel en goed de planten erop reageren. Maar daarnaast zijn hier de laatste jaren bodems van ons op wetenschappelijke en onafhankelijke basis onderzocht en daaruit bleek ons bodemleven eerder hoger dan lager ligt dan bij collega’s die op vergelijkbare grond boeren en gewone rundveemest benutten.’ Door de negatieve verhalen rond digestaat zegt Ubbels wel terughoudendheid te proeven bij collega’s en ook bij akkerbouwers om digestaat af te nemen. ‘Ze zijn er huiverig voor. En dat terwijl mijn vaste afnemers steevast stellen dat hun groenbemesters veel vlotter reageren op de digestaat dan op gewone rundveemest.’

Ubbels denkt dat een deel van het probleem er in zit dat concentraat, de dunne fractie van gescheiden rundveedrijfmest, ook digestaat wordt benoemd. ‘Dat bevat bijna geen organische stof. Het kan zeker ook prima werken, maar is een ander type product dan hetgeen wij uit de co-vergister halen. Juist doordat we veel restproducten toevoegen is het geconcentreerder en bevat het dus meer drogestof. Veel mensen, ook boeren, vergeten wel eens dat gewone rundveedrijfmest ook voor bijna 90% uit water bestaat. Dat doet dus ook echt niet veel voor je organische stof opbouw en bodemleven.’

Het karakteristieke woonhuis voor de boerderij van de firma Ubbels.
Vorig artikel‘Met mest heb je als melkveehouder goud in handen’
Volgend artikel‘Boeren kunnen niet meer zonder financieel adviseur’