Vele zweetdruppels en zelfs enige vloekwoorden hebben Jan en Sanne van der Zijl al in hun nieuwe stal laten vallen. Maar dat is het hen waard. Aan de optimale mest werken ze nog, maar voor de koeien creëerden ze dé optimale stal. ‘Dat is elke dag weer volop genieten.’
Net nadat Nederland in 2015 afscheid nam van het melkquotum, voegden Jan van der Zijl (40) en Sanne van Rijs (36) de veestapels van hun ouders samen op het ouderlijk bedrijf van Jan in Vegelinsoord. Ze doopten de stek die ze nu gezamenlijk delen tot ‘Haskerweide’ en molken een 240-koppige veestapel in de bestaande stal. ‘Alle koeien hadden een ligplek, maar verder was het volledig vol. Aan het voerhek was het dringen, maar ook een wachtruimte ontbrak, net als fatsoenlijke strohokken. En de huisvesting voor het jongvee was sowieso compleet op’, vertelt Sanne over die periode. Uitbreiding van de oude stal of renovatie vielen af als optie en daarmee startten ze een paar jaar geleden hun oriëntatie op een nieuwe stal voor het melkvee. En waar begin je dan? Wetende dat je een stal wilt bouwen waarin de koeien het goed hebben én een stal die dertig jaar lang wet- en regelgeving kan doorstaan. Sanne schroomde niet en belde met Wageningen UR. ‘Ik heb de experts gewoon gevraagd wat voor stal wij dan het beste konden bouwen, maar kreeg als antwoord: ‘Geen idee.’
Zandstal niet rendabel
Sanne en Jan lieten zich niet uit het veld slaan. Integendeel, ze bezochten verschillende andere boeren en legden hun oor goed te luister bij collega’s in studiegroepen van DMS en de EDF waar ze lid van zijn. ‘Een wensenlijstje hadden we natuurlijk wel. Dat bestond eerst vooral uit een optimale situatie qua ligplaatsen, looplijnen en ventilatie’, vertelt Sanne.
‘Daarop zijn we ook bij boeren met zandstallen wezen kijken’, vult Jan zijn vrouw aan. ‘Een melkveehouder met een goede zandstal en hoge melkproductie vroeg mij op wat voor een melkproductie wij ons richten. Die lag bij ons toen op 9.000 kilo per koe gemiddeld dus ik zei: laat dat eens richting 10.000 per koe per jaar groeien. Waarop hij zei dat we dan niet voor zand moesten kiezen want dat is veel te duur. De extra kosten voor zand in de boxen verdien je pas goed terug als je richting 12.000 tot 13.000 kilo melk per koe gaat. Dat was voor ons een bruikbare eye-opener.’
‘En vergeet niet dat we ook meer en meer twijfel kregen bij het emitteren van zand, buiten in bezinkputten’, vult Sanne aan. ‘Zand in de boxen is top voor de koeien, maar alles opgeteld werd het ons duidelijk dat het voor ons niet de juiste keuze zou zijn.’
Stro stapelbaar maken
Daar kwam gaandeweg hun oriëntatie nog wat bij. Ze volgden een bodemcursus en werden getriggerd door hun relatief beperkte kennis van de bodem en mestkwaliteit. Naast de zoektocht naar de beste inrichting voor de koe, keken de jonge ondernemers naar opties voor lage emissies én welke mest zij het liefste uit de stal wilden winnen om op eigen grond te kunnen benutten.
‘Al snel was duidelijk dat we op stromest uit zouden komen in combinatie met een vloer waar de urine gescheiden wordt van het vaste deel en apart wordt opgeslagen’, vertelt Jan. ‘Maar wat ook vlot duidelijk werd, is dat dergelijke moderne stromest niet goed wil stapelen. Ook al scheid je de urine, dan houd je dat probleem waardoor je achter de stal veel te veel ruimte nodig hebt voor opslag. We hebben veel collega’s bezocht die al met stro in de boxen werken in een ligboxstal en allen kampten met dat probleem.’
‘We merken nu al dat de koeien langer blijven lopen in deze nieuwe stal’
Voor Jan en Sanne was daarom duidelijk: voordat de stro, gecombineerd met de dikke fractie mest, de stal uitgaat, moet er extra vocht uitgehaald worden. ‘We gingen op zoek naar voorbeelden waar dit toegepast wordt en mogelijke scheiders en bijbehoren. Dat viel nog niet direct mee, maar het leverde wel een andere zeer interessante ingang op: we kwamen in contact Eric van den Hengel.’
Zelf boxlengte uitrekenen
Jan en Sanne raakten gaandeweg het proces meer en meer geïnteresseerd in de mogelijkheden. ‘Als wij het hele verhaal vertellen, klinkt het al snel als veel en ingewikkeld’, zegt Sanne. ‘Maar zelf groeiden wij erin. Wij hebben dan ook zeker geen spijt dat we dit traject in zijn geslagen. Wel is het erg fijn dat onze ouders nog zoveel bijspringen, want alles met elkaar heeft de afgelopen anderhalf jaar wel heel veel extra energie gekost.’
Daarover zo meteen meer. Eerst naar het onberispelijke succesvolle onderdeel van dit verhaal: de koeien in de nieuwe stal. ‘We melken er nu sinds maart vorig jaar in en merken reeds duidelijk dat de koeien langer gezond blijven en zich erg prettig voelen. Omdat we geen groeiambities hebben, moeten we minder jongvee aanhouden omdat ons vervangingspercentage rap onder de 20% komt’, vertelt Jan.
Onderdeel van dat succes zijn de boxafscheidingen. Dit zijn BK-boxen met houten schutjes die op 1,20 meter breedte zijn gezet. Voor de lengte werd hen 2,85 meter geadviseerd, maar Jan en Sanne sloegen zelf aan het rekenen voor de optimale maatvoering: ‘In de oude stal joeg Jan een paar keer een koe voorzichtig uit de box omhoog en dan mat ik exact het punt hoever de koe met haar snuit reikte. Dat bleek tot over de 3 meter te gaan’, vertelt Sanne. ‘Voor ons de bevestiging dat de boxen minimaal op 3 meter lengte moesten, in ieder geval aan de kant van de muur in onze 2+2-rijige opstelling.’
‘Wij geloven dat sturen op lage emissies alleen maar belangrijker wordt’
Jan vertelt lachend dat de staltekenaar wel vertelde dat zo’n verbreding van 15 centimeter aan beide kanten ook tweemaal circa € 15.000 extra kostte. ‘Veel extra kosten dus, maar we hebben het wel heel bewust doorgezet. En het rendeert. Want de koeien gaan superrelaxed liggen en staan net zo soepel op. En wat het meest opvalt: ze raken nooit wat aan. Door de stand van de schutjes en de ketting met tyleen, die als een soort soepele schoftboom fungeert, gaan ze altijd goed liggen.’ Sanne vult hem aan: ‘Dat betekent ook dat er bijna niets aan mest in de boxen ligt wanneer we de koppel in de wachtruimte halen. Het werkt echt prachtig en de koeien gedijen duidelijk optimaal in deze stal. Net als wij. In de oude stal werkten we ook al met plezier en passie, maar nu is het echt elke dag genieten om tussen de koeien te werken.’
Vele uren sleutelen
Waar de stal voor de koeien zelf meteen goed werkte, ondervonden ze bij de zoektocht naar de juiste meststromen de nodige hobbels. Om de mest stapelbaar te krijgen, investeerden ze in een scheidingsinstallatie die uit het vaste deel van de mest eerst het zogenoemde darmvocht perst. Dit is het vocht dat vanuit de darm van de koe meekomt. Het darmvocht moet voor het innovatieproject gasdicht worden opgeslagen, hiervoor is een aparte mestsilo extra aangelegd. Daarna moet de overgebleven vaste mest buiten luchtdicht onder plastic worden opgeslagen.
En bij dat laatste, startte de uitdaging. ‘We vonden een installatie die het vaste materiaal via een molpomp ondergronds naar buiten transporteerde om daar op te slaan’, vertelt Jan. ‘Ondergronds moet wel, anders krijg je het immers niet luchtdicht onder het plastic. Die installatie werd een paar keer een paar uren getest. Wij keken scherp mee en stelden kritische vragen, maar de testen liepen goed en we werden overtuigd dat het echt goed zou komen. Niet dus. Na enkele dagen zat de molpomp verstopt en vast en konden wij een paar uurtjes sleutelen. Om een lang verhaal kort te maken, dat is een halfjaar doorgegaan waarbij wij meermaals alles weer los moesten sleutelen alvorens we de stekker eruit trokken.’
Er werd geëxperimenteerd met vijzels en transportbandjes. Alles zonder resultaat. Tot ze op een mestscheider stuitten die wel kon leveren wat ze zochten. Eindelijk leek het vlekkeloos te werken; het darmvocht werd mooi gescheiden en de vaste mest kwam er netjes uit. Ze testten het achter de stal uit en het werkte perfect. Maar toen dit product door de molpomp in de kelder ging, liep die na 4 minuten al vast. ‘Het product bleek dusdanig van structuur te zijn veranderd dat de pomp het niet aan kon’, verzucht Jan.
Plan B en C achter de hand
Toch geven ze niet op. ‘We hebben de stal zo gebouwd dat we naar plan B of C kunnen switchen als dit echt niet werkt, maar ons gevoel zegt dat we nu zo dichtbij een goed werkend systeem zitten dat we nog even doorzetten’, vertelt Sanne. ‘Het eindproduct is namelijk echt iets waarin we blijven geloven: naast een superlekker ligbed van stro voor de koeien, realiseren we gescheiden meststromen die we optimaal kunnen benutten voor een gezond bodemleven met extreem lage emissies. Dat laatste kunnen we ook bewijzen want als onderdeel van innovatietraject wordt hier real time en continu gemeten door sensoren.’
Regelmatig krijgen ze de opmerking dat hun gescheiden urine en vaste mest mooi helpt voor de afzet van stikstof. Die vlieger gaat echter niet op, vertelt Jan. ‘We maken het hiermee onszelf juist lastiger. Dat komt omdat het urinedeel verdund wordt door het water waarmee we de vloer spoelen. Wij moeten daarvan wel tweemaal zoveel kuubs afvoeren om dezelfde kilo’s stikstof af te voeren. Naar de dikke fractie is vast ook voldoende vraag, maar daar zit bijna geen stikstof in dus afvoer daarvan gaat ons wel geld kosten maar bijna niets helpen. En nogmaals: we willen deze producten heel graag juist op eigen bodem benutten, daar is het hele idee mede op gebaseerd.’
Vertrouwen in de toekomst
Voldoende uitdagingen dus voor het ondernemersechtpaar. Uitdagingen die ze met open vizier en vol goede moed tegemoet treden. ‘Een enkele keer twijfel ik de laatste jaren wel eens of er wel ruimte voor ons soort boeren blijft. Boeren die ‘gewoon’ melk produceren zonder het inkomen grotendeels uit verbreding te halen’, vertelt Jan. ‘Toch ben ik overheersend positief. De vraag naar melk blijft wereldwijd stijgen en dat maakt dat ik ook wel vertrouwen heb in de melkprijs en de markt. De overheid wil soms, zo lijkt het tenminste, meer sturen. Maar zolang de melkprijs goed blijft, geef ik hen weinig kans. De geschiedenis bewijst dat de markt altijd leidend is.’
Sanne vult hem aan: ‘Wij lezen veel vakliteratuur, maar mijden het negatieve nieuws. Onze passie ligt bij de koeien en daar een optimaal resultaat, ook financieel, mee behalen. Als dat niet meer kan, kunnen we ook wel stoppen. Maar met dat laatste zijn we totaal niet bezig en ook niet bang voor. Onze koeien weiden vanaf het voorjaar overdag. Dan draaien we de krachtvoerkraan fors terug en zo behaalden we de afgelopen maanden een extra plus op het saldo. Al dat werkplezier, mede dankzij de nieuwe stal, geeft ons een goed gevoel en vertrouwen in de toekomst.’
Deuren open voor collega’s
Op 4 juli wordt op het erf van Jan en Sanne van der Zijl een symposium georganiseerd. Een dag later, op 5 juli van 10.00 tot 17.00, kan een ieder komen voor een open dag. Een week eerder, op 26 en 27 juni, ontvangen Jan en Sanne reeds vier keer een groep EDF-leden in het kader van het EDF-congres dat dan in Nederland plaats vindt.
Eric van den Hengel is voorzitter van de stichting I-Vee die het symposium en de open dag begin juli organiseert. Het thema van het symposium is: ‘Innovatie in dienst van een gezonde bodem, gezond voer en gezonde koeien voor een gezonde veehouderij’. Dit heeft een directe relatie met het Sbv-subsidietraject waarin Van den Hengel Jan en Sanne met kennis ondersteunt.
‘Dit type subsidie is gericht op innovatieve stal- en managementsystemen om brongericht emissies te reduceren’, licht Van den Hengel toe. ‘In de stal van Jan en Sanne worden de eerste stappen daarin gezet door de urine te scheiden op de rubberen vloer met een sproeiinstallatie. Het ammoniakdeel blijft zo gescheiden, wordt verdund door het water en emitteert door het sproeien ook veel minder.’ Van den Hengel vervolgt dat het methaan grotendeels afgevangen wordt door het zogenoemde darmvocht, de uitgeperste mest, apart op te slaan. ‘Het methaan dat in de silo ontstaat, wordt op termijn afgefakkeld, maar hiervoor werken we eerst aan meer gegevens die het real time meten met sensoren momenteel opleveren. Zo brengen we in beeld hoe groot het aandeel van de totale methaanproductie daadwerkelijk is en op deze wijze buiten de atmosfeer kan worden gehouden.’
De innovatiesubsidie gaat tot 60% van het investeringsbedrag, maar Van den Hengel benadrukt dat dat niet de insteek moet zijn voor veehouders die hiermee aan de slag gaan. ‘Niet alleen gaan de investeringen duidelijk omhoog door alles wat voor het onderzoek nodig is, het neemt ook echt substantieel tijd en energie van de veehouders. Jan en Sanne zijn daarvan een goed voorbeeld en ik heb ontzettend veel respect voor hun drive en passie om dit te laten slagen. Het stapelbaar maken van mest is een bekend probleem, maar zij zetten door. Ook al maken ze daardoor inmiddels extra eigen kosten en kostte het hen al vele uren werk. Je moet intrinsiek gemotiveerd zijn om zo’n traject in te gaan en dat zijn zij.’