‘Kloosterhoeve’ staat er in grote letters op de grote stal. De naam duidt op het voormalig klooster dat vlakbij heeft gestaan. De boerderij herbergt twee ondernemingen: melkveebedrijf Faassen vof en zorgboerderij Kloosterhoeve. Twee bedrijven die voortdurend in beweging zijn.

De familie Faassen kwam in 1991 vanuit het Land van Maas en Waal bij Nijmegen naar het Friese Klooster Lidlum. ‘We hadden een gemengd bedrijf en zochten betere grond. Zo kwamen we op een akkerbouwbedrijf in Klooster Lidlum terecht’, vertelt Antoon Faassen. Ze namen een melkquotum van 340.000 liter mee en bouwden een stal voor 70 melkkoeien. In 1995 kwam er een jongveestal, in 1997 een tweede jongveestal en in 2002 werd de stal voor het melkvee verlengd. Deze stal werd in 2015 verbreed.

De akkerbouwtak was toen al afgestoten. ‘We hebben tot 2000 pootaardappelen, bieten en uien verbouwd. Maar arbeidstechnisch werd de combinatie akkerbouw-melkveehouderij steeds lastiger en ook prijstechnisch waren het niet de beste jaren. Tot 2008 hebben we nog wel bieten geteeld, maar toen hebben we het bietenquotum verkocht en omgeruild voor melkquotum’, vertelt Antoon.

Iedereen binnen de vof heeft eigen taken: vader Antoon gaat over de machines, moeder Jannie verzorgt de kalveren en zoon Bart heeft de koeien onder zijn hoede. Daarnaast hebben ze een vaste melker en losse hulpen in de zomer. Ze doen alles zelf: bekappen, insemineren, maar ook het landwerk en inkuilen. De vof heeft 100 hectare land in gebruik, waarvan 91 hectare eigendom. Gemiddeld ruilen ze 14 hectare voor pootaardappelen, waarvoor ze 30 hectare terug krijgen. Op 16 hectare verbouwen ze snijmais.

Potstal

Het bedrijf telt momenteel 220 melkkoeien en 120 stuks jongvee. Het rollend jaargemiddelde is 10.345 liter melk met 4,33 procent vet en 3,69 procent eiwit. De veestapel bestaat uit Holsteins en Montbeliardes en kruisingen daarvan. Zware koeien die bovendien steeds ouder worden. Voor de familie Faassen was dat de reden om een potstal voor de droge koeien te bouwen. De droge koeien verblijven hier tijdens de hele droogstand en dat bevalt prima. Bart: ‘Je hebt rust in de stal en de meeste dieren redden zichzelf bij het afkalven. Als een koe vrij kan liggen, kalft ze gemakkelijker af, denk ik.’

De bouw van de potstal was niet de enige investering. Tegelijkertijd had Bart ook financiering nodig voor de overname van het onroerend goed van zijn ouders en er kwam 6 hectare grond te koop uit de ruilverkaveling. Als je met zo’n financieringsvraag bij de bank aanklopt, heb je een gedegen plan nodig, realiseerde hij zich. Daarom ging hij in gesprek met Johannes Wassenaar van het financieel adviesbureau Ynsigt. Deze deed het rekenwerk en schreef een totaalplan, de bank financierde vervolgens de overname, grond en stal.
Eerder was het bedrijf ook al gegroeid. In 2007 – toen Bart bij in het bedrijf kwam – kochten ze 25 hectare land nabij het dorp Warten. Niet naast de deur, maar voor de helft van de prijs die ze kwijt zouden zijn als ze het in de buurt kochten.

‘We hadden mestplaatsingsruimte nodig’, legt Bart uit. Op deze 25 hectare passen ze agrarisch natuurbeheer toe met uitgesteld maaien, randenbeheer en extensief weiden. Het land wordt twee keer gemaaid, waarna ze het gras hakselen en in containers naar Klooster Lidlum halen. ‘Gehakseld wordt het veel beter opgenomen en heb je minder restvoer.’

Weiden

Twee jaar geleden zijn ze begonnen met het weiden van pinken in Warten. ‘Pinken weiden is goed voor de ontwikkeling. Dan worden de koeien gemakkelijk oud’, stelt Bart. De koeien weiden ze ook, maar dat is vooral voor de premie. ‘Koeien hebben het beter op stal. Daar krijgen ze ook vers gras en liggen ze in diepstrooiselboxen. Maar de maatschappij wil graag dat ze buiten lopen en de premie kunnen we niet missen.’

CO₂-uitstoot actief reduceren

 

Faassen is deelnemer aan het project Low carbon farming van zuivelbedrijf Vreugdenhil en Nestlé. Het doel van dit programma is om de CO₂-uitstoot in 2030 met de helft te hebben verminderd ten opzichte van 2018. Maatregelen zijn onder meer het inzaaien van grasland met klaver en de toevoeging van Bovaer aan het voer. Daarnaast is de melkveehouder TMR gaan toepassen. Momenteel voert hij een mengsel van geplette gerst, sojacake, sojaraap, mineralen, voederbieten, Proti+, snijmais en kuil. Onderdeel van de CO₂-reductie is ook de warmteterugwinning van de melk. Door de warmte te gebruiken voor de verwarming van de woning, is het bedrijf nu van het gas af.

Hoe het komt nu de derogatie wegvalt, weten ze nog niet precies. De ligging in een akkerbouwgebied biedt kansen voor de mestafzet. ‘We hebben wat te bieden, namelijk aardappelland, en dat versterkt onze positie. Maar de akkerbouwers mogen ook minder aanvoeren, dus die gaan ook rekenen. Met drijfmest is het lastiger rekenen dan met kunstmest. Ze voeren de mest daarom vooral aan voor de bodem en niet voor het gewas.’

De melkveehouder laat zich niet afremmen door de politieke ontwikkelingen. Zijn doel is om van de huidige 2,2 miljoen liter te groeien naar 2,5 miljoen met hetzelfde aantal koeien. ‘Maar dat moet dat wel met 3x per dag melken of met robots erin, omdat we voorlopig niet een grotere vergunning krijgen’, zegt hij. ‘Ik heb mooi werk en een mooi beroep, dat laat ik niet verpesten door al die berichten in de media. Natuurlijk kun je je er niet helemaal voor afsluiten; je moet een balans zien te vinden.’

Zorgboerderij

Die balans geldt ook voor de combinatie van twee bedrijven onder één dak. Want naast het melkveebedrijf is er ook de zorgboerderij Kloosterhoeve, gerund door Jannie Faassen-Bossers, de vrouw van Bart. ‘Doordeweeks geef ik dagbesteding aan (jong) volwassenen met een afstand tot de arbeidsmarkt en kinderen en jongeren die tijdelijk of deels niet naar school kunnen. Waar mogelijk gaan de kinderen terug naar school of halen ze op een andere manier hun diploma of vinden ze werk.’  Op zaterdag komen kinderen die wel naar school gaan.

‘Koeien hebben het beter op stal, maar de maatschappij wil ze buiten zien’

Ze krijgt hulp van drie begeleiders die als zzp’er of via payroll aan het werk zijn. Het bedrijf is een gecontracteerde aanbieder, lid van de vereniging BEZINN (Boer en Zorg Noord-Nederland) en bezit de benodigde certificaten en kwaliteitskeurmerken voor erkende zorgboeren. Behalve zorg is er ook een educatietak. Ze is daarvoor aangesloten bij Stichting De Boer op Noord, een organisatie voor educatieboeren in Noord-Nederland. 

Reuring

Gemiddeld zijn er drie tot acht deelnemers aanwezig die uiteenlopende taken verrichten. Die draaien bewust mee met werkzaamheden op de boerderij. ‘Voor de meeste kinderen maakt het niet uit of je 2 of 200 koeien hebt, maar voor de volwassenen wel. Die willen meedraaien in de maatschappij en zien dat ze zich hier nuttig kunnen maken.’

Bart: ‘Als het druk is en er even niemand met mij mee kan op de trekker bijvoorbeeld, zeg ik dat ook. En als we aan het kuilen zijn, moeten de kinderen achter het hek blijven. Daar moet je goede afspraken over maken. En je moet het werk soms wat anders plannen.’ Hij vindt de zorgtak op zijn bedrijf wel leuk. ‘Het geeft reuring.’ Maar hij ziet ook hoeveel werk zijn vrouw heeft naast de dagbesteding. ‘Wij boeren zeuren wel eens over veel administratie, maar zij moet veel meer doen om haar geld te krijgen.’

Bart en Jannie met hun kinderen in de potstal.
Vorig artikel‘Markt is klaar voor maatmeststof uit de regio’
Volgend artikelMet geduld en persistentie naar rendabele veestapel