De jonge en gedreven ondernemer Meine Draaijer (34) nam vorig jaar het ouderlijk melkveebedrijf over. De komende jaren staan voor hem in het teken van aflossen. Daarna wil de melkveehouder graag de verouderde ligboxenstal vervangen.
Melkveebedrijf Draaijerstein in het Friese Harich bevindt zich op een terp. De vloeren van de sleufsilo’s liggen anderhalve meter lager dan de erfverharding. Het hoogteverschil met de uitgestrekte landerijen daarachter is nog groter, zo blijkt tijdens een rondgang over het bedrijf.
De eerste snede gras van dit jaar ligt onder zeil. De volgende sneden worden daar de komende maanden overheen ingekuild. Op maandag 9 mei maaide Draaijer 45 hectare, waarna het gras twee dagen later door de loonwerker werd gehakseld. ‘We sturen bij de eerste snede op 40 tot 45% drogestof. De komende grassneden moeten met 30% drogestof wat vochtiger zijn, waarna we in de herfst weer richting 40 tot 45% drogestof gaan’, aldus Draaijer, die de loonwerker opdracht gaf een snijlengte van 1 centimeter te hanteren. ‘Dat komt de conservering en opname ten goede. Het mengt ook mooi’, zegt de melkveehouder. In totaal heeft de maatschap 79 hectare grond in gebruik, waarvan 15 hectare mais en de rest gras.
Driemaal daags melken
Meine Draaijer wist al op jonge leeftijd dat hij het bedrijf van zijn ouders wilde voortzetten. In 2008 trad hij als begin twintiger toe tot de maatschap van zijn ouders Jelle en Femmie. Vorig jaar nam hij het bedrijf over. De komende jaren staan in het teken van aflossen, waarna hij op termijn graag een nieuwe stal wil neerzetten. De huidige ligboxenstal dateert van 1976. De stal werd in 2017 voorzien van een dichte vloer. De melkveehouders kozen destijds voor diepstrooiselboxen, met zand als boxbedekking. ‘De huidige stal is niet optimaal, zeker als je kijkt naar de ventilatiemogelijkheden’, aldus Draaijer, die sinds 2008 melkt in een 2×14 zij-aan-zij-melkstal.
Na de afschaffing van het melkquotum kozen de melkveehouders ervoor om de 140-koppige veestapel driemaal daags te melken, om de gebouwen en de veestapel efficiënter te benutten. Het melken gebeurt om 5.00, 13.00 en 21.00 uur. Een Poolse medewerker neemt het gros van de melkbeurten voor zijn rekening. ‘Hij werkt ook op twee andere bedrijven hier in de buurt’, aldus Draaijer, die flink moet aanpoten wanneer de melker in diens thuisland verblijft. ‘Gelukkig helpt mijn 67-jarige vader ook nog volop mee. Hij voert zeven dagen per week.’
Melktypische stieren
Na de overstap op driemaal daags melken steeg de productie naar liefst 13.500 kilo per koe per jaar. In een stal met suboptimale mogelijkheden en met een wat verouderde veestapel bleek dat niet vol te houden. Draaijer: ‘De dieren geven nu 12.000 kilo, met 4,05% vet en 3,45% eiwit, en hebben het daardoor ook een stukje makkelijker gekregen.’ De melkveehouder geeft ruiterlijk toe dat de eerdere topproductie misschien ook vanwege een stukje management niet in de benen te houden was. Draaijer stuurt voor een groot deel op gevoel ‘We doen het landwerk grotendeels in eigen beheer. De afwisseling vind ik mooi, daar geniet ik van. Misschien laat ik daarmee wel wat liggen, al worden koeien met klauwproblemen ook tijdens het kuilen direct geholpen.’
‘Ik neem geen stierenkaart mee naar bed’
Melkveebedrijf Draaijerstein – dat levert aan FrieslandCampina – is niet ingericht voor deelname aan een aparte melkstroom. Draaijer focust op de melkproductie. Dat komt ook duidelijk terug in zijn fokkerijstrategie. Sinds een paar jaar laat hij fokkerijorganisatie GGI zogenoemde outcross-stieren (met een laag risico op inteelt) met een hoge melkaanleg uitzoeken. Een productie-index van 1.000 kilogram melk is voor hem een vereiste, met daarbij ook aandacht voor voldoende vet en eiwit. ‘We gaan voor kwaliteit. Daar bezuinigen we niet op’, aldus de melkveehouder, die bewust koos een stukje verantwoordelijkheid voor de keuzes bij GGI neer te leggen. ‘Zij hebben meer kennis van en passie voor fokkerij. Ik ben zelf niet iemand die de stierenkaart meeneemt naar bed’, aldus Draaijer, met gevoel voor understatement.
De melkveehouder is beducht voor de risico’s van inteelt, zeker omdat het aandeel melktypsiche stieren beperkt is. ‘In het verleden hielden we geen rekening met de bloedlijnen van stieren. Eigenlijk deden we maar wat. Met GGI kijken we welke stieren het beste passen. Het liefst zet ik fokstieren in, vanwege het geringe aantal tegenvallers. Maar soms moet je concessies doen’, zegt Draaijer, die zelf insemineert.
Vanwege het afkalfgemak maakt de melkveehouder bij de pinken gebruik van gesekst sperma. Zo’n 40% van de melkkoeien wordt geïnsemineerd met sperma van Belgisch witblauw-stieren.
TMR-rantsoen
Bij de focus op productie en efficiëntie verliest Draaijer het belang van eigen ruwvoer niet uit het oog, integendeel. Het aandeel ruwvoer is 65%. Het rantsoen van de melkkoeien bestaat uit kuilgras, mais, ontsloten tarwe, raapschilvers, soja, maismeel en water. Draaijer voert sinds 2015 een TMR-rantsoen. ‘Daar hebben we goede ervaringen mee. Het komt de gezondheid ten goede, met duidelijk veel minder gevallen van pensverzuring.’ De voerkosten (aangekochte grondstoffen) bedragen 12,5 cent per kilogram melk.
Van het gas af
Draaijer investeerde recent in 144 zonnepanelen. Die zijn op jaarbasis goed voor 51.000 kilowattuur. De melkveehouder hoopt later dit jaar ook een kleine windmolen – met een ashoogte van 15 meter – in gebruik te nemen. Deze molen is goed voor 75.000 kilowattuur. ‘Als jonge ondernemer wil ik richting de toekomst graag verduurzamen. Met de huidige energieprijzen ben ik blij dat ik daar op in heb gezet’, zo zegt Draaijer, die met elektrische boilers van het gas af kan.
Draaijer – die met zijn bedrijf in het bezit is van een NB-vergunning – kijkt de toekomst met vertrouwen tegemoet. Over een paar jaar hoopt hij een nieuwe stal te kunnen bouwen. De Friese melkveehouder heeft voorlopig nog wel even de tijd om te bedenken hoe hij zijn koeien op termijn wil melken. ‘Wel of geen robots? Ik vind dat een heel moeilijke keuze. In een nieuwe stal is dat voor mij zeker een optie’, zo geeft hij aan.
Het stikstofdossier houdt hem niet uit zijn slaap, al vraagt hij zich weleens af of het verdienmodel van de boer niet te veel onder druk komt te staan. ‘We moeten met onze tijd meegaan en aan allerlei eisen voldoen. Dat is prima, maar daar hoort ook een gezonde financiële marge bij.’